Golfslag. Jaargang 2
(1947-1948)– [tijdschrift] Golfslag– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 191]
| |
Kroniek der vreemde letterenZeven eeuwen Italiaanse Poëzie (vervolg)LODOVICO ARIOSTO (1474-1533) is de vader van de bekende ‘Orlando Furioso’ (De Razende Roeland), een vervolg op Boiardo's ‘Orlando Innamorato’ en dat tot de wereldliteratuur behoort; ook Ariosto beschikte over een fijne, hekelende pen, waarvoor de twee vertaalde satiren getuigen. De titanische beeldhouwer van de Mozesfiguur, de architect van de Sint Pieters koepel en de schilder van de fresco's der Sixtijnse kapel, MICHELANGELO BUONARROTI (1475-1564) is tevens de enige uitblinker te midden van de Petrarquisten en de waardige opvolger van de minnezanger uit het trecento, Francesco Petrarca. Van hem gaf de vertaler twee sonnetten, w.o. het bekende ‘Dante’.
't Ondankbaar volk heeft Dante's werk miskend
en zich van 't schoon verlangen afgewend;
dat voor zijn besten slechts 't geluk vergeet.
Was ik als hij, geboren tot zijn leed,
dan gaf ik om zijn ballingschap en deugd
al het geluk ter wereld, alle vreugd'.
Na GIOVANNI STROZZI en VERONICA GAMBARA krijgen wij een sonnet van VITTORIA COLONNA (1491-1547) de beroemd geworden vrouw door haar vriendschap met de grootsten uit de Hoog-Renaissance, navolgster van Petrarca, inspiratrice van Michelangelo en echtgenote van Ferrante d'Avalos, markies van Pescara. Met Claudio Tolomei (1492-1555), Giovanni della Casa (1503-1556), Benedetto Varchi (1503-1565), Luigi Tansillo (1510-1568) en Gaspara Stampa (1523-1554) komen wij bij de tragische figuur, die de Renaissance afsluit, TORQUATO TASSO (1544-1595). Hij is de dichter der Contra-reformatie. Na een verblijf van zeven jaren in een gesticht voor krankzinnigen, zwierf hij door Italië rond om tenslotte in Rome aan te landen. De beroemde dichter van ‘La Gerusalemme Liberata’ (Bevrijd Jeruzalem), een episode uit de eerste kruistocht, stierf vooraleer hij, naar het voorbeeld van Petrarca, in het Kapitool de dichterkroon uit de handen van Paus Clemens VIII mocht ontvangen. Evenals Petrarca leefde Tasso in een overgangstijdperk en zijn werk draagt al de kenmerken van twijfel en wankelmoedigheid.
o Dood, o rust in ieder menschenleven,
mijn blaren hangen, 'k ben een dorre plant;
vergeefs wil ik mijn wortels voedsel geven.
Ach, kom, o zoete Dood, verhoor mijn beden,
leg nu op mij barmhartig uwe hand,
bedek mijn ogen en mijn koude leden.
GIAMBATTISTA MARINO (1569-1625) is de inluider van het ‘Secentisme’, het tijdperk van de gezwollenheid, de barok, in Italië het Marinisme genoemd, in Spanje het Gongorisme, in Engeland het Euphuïsme, in Frankrijk de precieuse verskunst. Zijn bundel ‘Lira’ bevat een reeks madrigalen, sonnetten, waarvan het geliefde thema herinnert aan zijn jeugdwerk ‘Canzone dei baci’ (Zang der kussen). De Dominicaner monnik, filosoof en dichter TOMMASO CAMPANELLA (1568-1639) behoort tot de origineelste dichters van het decadente ‘seicento’ (zeventiende eeuw) en staat naast het Marinisme. Hij schreef een fantastische roman ‘La Città del Sole’ (De Zonnestad). Volledigheidshalve vernoemen wij nog van de hier vertegenwoordigde dichters: VINCENZO DA FILACAIA (1642-1707), PIETRO METASTASIO | |
[pagina 192]
| |
(1698-1782), de meest populaire dichter uit het settecento, GIUSEPPE PARINI (1729-1799), didacticus en hekeldichter, VITTORIO ALFIERI (1749-1803), auteur van 19 tragedies, wiens vrijheidszin de nieuwe tijd aankondigt, IPPOLITO PINDEMONTE (1753-1828), productief schrijver en eerste Romantieker. VINCENZO MONTI (1754-1828) is een zachtaardige, lyrische natuur, vurig Italiaan, en door zijn landgenoten als de dichter van het Risorgimento (het herlevend Italië) geëerd. Zijn lyrisch oeuvre is omvangrijk; hem ontbreekt doorgaans warmte en persoonlijk accent. UGO FOSCOLO (1776-1827), dichter der z.g. Napoleontische periode schreef zijn beroemdste werk ‘Dei Sepolcri’ (Over de graven) en ‘Le Ultime Lettere di Jacopo Ortis’, dit laatste geïnspireerd op Goethe's bekende ‘Leiden des jungen Werthers’. Tot de nieuwe periode der Romantiek behoren GIOVANNI BERCHET (1783-1851), die deze beweging officieel inluidde met zijn ‘Lettera semiseria’ (halfernstige brief) over de Duitse balladen ‘De Wilde Jager’ en ‘Lenore’ van W.A. Bürger, en ALESSANDRO MANZONI (1785-1873), de grootste figuur uit de Italiaanse Romantiek, en die zijn faam verwierf door zijn bekende geschiedkundige roman ‘I Promessi Sposi’ (De Verloofden) en zijn ‘Inni sacri’ (Gewijde Hymnen). Manzoni bepaalde voor de Romantiek de volgende wet: de letterkunde stelle zich tot doel het nuttige, neme als onderwerp het ware, en als middel het interessante. Met de figuur van GIACOMO LEOPARDI (1798-1837) bereiken wij in deze bloemlezing een der toppunten van de Italiaanse literatuur. Deze dichter van het pessimisme is te beschouwen als de vernieuwer der Italiaanse lyriek na Petrarca en neemt een gans eigen, zelfstandige plaats in tussen classicisme en romantiek. Zoals de gestalte van Francesco Petrarca oprijst aan de drempel van de Renaissance, zo verschijnt de tragische figuur van Leopardi aan de oorsprong van de moderne Italiaanse lyriek. Hij was begaafd met een uitgebreide kennis der klassieken en zijn pessimistische filosofie verwerkte hij in enkele lange gedichten, o.a. in ‘La Ginestra’ (De Brem). Zijn levensinzicht is donker en desolaat, maar hij openbaart het in verzen van een onbarmhartige helderheid, en bijwijlen, o.m. in zijn uitzonderlijk mooie ‘Canti’, gaat hij op in de verrukkingen van een beschouwing, die het sublieme raakt, zoals in het gedicht ‘L'Infinita’ (Het Oneindige) (1) hetwelk in deze bundel werd opgenomen. Ook het korte en wrange vers ‘A se stesso’ (Tot zichzelf) (1), dat veeleer een magische kreet, een wrange en uiterste wilsbeschikking kan genoemd, werd door de samensteller vertaald.
Nu rust voor immer,
moede hart. De laatste waan verging,
dien 'k eeuwig dacht. Verging. Ik weet
in ons naar 't dierbare bedrog
't verlangen en de hoop gebluscht.
Voor immer rust. Genoeg
hebt gij geklopt. Niets is meer waard
uwe genegenheen, noch uwe zuchten
waard is d'aard. Slechts bittere last
is 't leven, anders niet; de wereld slijk.
Rust nu laat varen alle hoop
voor 't laatst. Het lot gund' ons geslacht
slechts dood. U minacht
de natuur, de domme macht,
die in 't geheim ons allen leidt ten val,
en d' eindelooze ijdelheid van 't al.
Terloops wensen wij hier aan te stippen, dat wij, ofschoon wij de vertalingen van R.J. Valkhof over het algemeen goed geslaagd vinden, niet helemaal akkoord gaan met zijn interpretatie van het slot: ‘Omai disprezza te, la natura, ik bruto poter...’ hetgeen wij, als strenger beantwoordend aan de oorspronkelijke versie, in dezer voege zouden vertalen: | |
[pagina 193]
| |
Misprijs
voortaan uzelf, natuur en kwade macht,
verborgen heersend tot ons aller onheil,
en de eindeloze ijdelheid van 't al.Ga naar eindnoot(1)
Van de overige geciteerde dichters vernoemen wij hier nog als de belangrijkste lyriekers uit deze zeven eeuwen lyriek in vogelvlucht: de klassicist GIOSUE CARDUCCI (1835), die de genadeslag toebracht aan de kwijnende romantische school, en die als schrijver van proza, poëzie en critiek grote invloed uitoefende op de jongeren. Hij was een heftige opstandige geest, eerst republikijn, later monarchist. In 1906 ontving hij de Nobelprijs. Zijn opvolger, en als professor aan de Universiteit van Bologna, en als nationaal dichter was GIOVANNI PASCOLI (1855-1912) de zanger van het eenvoudig gevoel en van de natuur. In velerlei opzicht is zijn werk te vergelijken met dat van onze begenadigde Gezelle. Hij paart een technische vaardigheid aan een sonore musicaliteit. Tenslotte wordt deze overzichtelijke bloemlezing besloten met een paar sonetten van GABRIELE D'ANNUNZIO (1863-1938), romancier, dramaturg, dichter, veroveraar van Fiume en winnaar van de Nobelprijs van literatuur. Hij verbleef als balling enige jaren in Frankrijk en later als Principe di Montenevoso (een titel, hem door de Koning verleend) in zijn villa ‘Il Vittoriale’ aan het Gardameer. De kern van d'Annunzio's inspiratie is een heidens gevoel voor het leven en de natuur, een exaltatie van de zinnen. Tot zijn beste poëtisch oeuvre behoren zijn ‘Poema Paradisiaco’ en zijn ‘Alcyone’. Van hem vertaalde de samensteller twee sonnetten: ‘Van per il campo i validi garzoni...’ (zie, hoe de jonkheid over d'akkers gaat) en ‘O Giovinezza, ahi me, la tua corona...’ (O jeugd, ai mij, uw bloemenkrans.)
Wij hebben de bloemlezing van Valkhoff's vertalingen met het beknopt bio-bibliografisch overzicht van de voorgestelde dichters op de voet gevolgd teneinde onze lezers een getrouw beeld te geven van 's schrijvers opzet: synthese van, en keure uit zeven eeuwen Italiaanse lyriek. De voorkeur van de samensteller voor bepaalde auteurs met de voor hen representatieve gedichten hebben wij te eerbiedigen: een dergelijke keuze is steeds subjectief en als dusdanig te verdedigen. Over het algemeen kweet hij zich op uitstekende wijze van de moeilijke opgaaf: een adequate vertaling en dichterlijke vertolking te geven in een vrijwel getrouwe metriek en geëerbiedigde rhythmische vormgeving. Het werk is het resultaat van een grondige kennis der Italiaanse taal en literatuur. Professor Romano Guarnieri, aan wie het boek is opgedragen, zal niet alleen het gebaar maar ongetwijfeld Valkhoff's anthologie zelf naar waarde schatten. De uitgave van F.G. Kroonder te Bussem is typografisch tot in de puntjes verzorgd. ALBE. |
|