| |
| |
| |
Legende van de zee
toen de Zee met een sprong
naar de duinen toe drong.
‘De Liefde is blind . . . ,
maar een Blinde die mint,
drong haar lijfje zich aan.
De Zee is steeds verder gegaan.
klom de vrees van het kind
zo zwiepend haar gaan . . .
doorheen heel de streek . . .’
| |
| |
Door 't haar van het kind
een wijs van de Zee . . .
Zíj liep met de mensen mee!
waar de Sneeuw tegen rust.
en de Sneeuw speelt met mij
Maar haar vacht werd zo vol
voor haar dorstende zeer.
| |
| |
En de Wind, als een meeuw
‘Als Gij roept op mij: ‘Bruid!’,
| |
| |
hoe die aldoor maar vroeg
en kreeg niet genoeg . . .
al eeuwen staat opengezet.
van de Eeuwige Zee . . .’
want de kou dreef haar terug:
en haar leden verward . . .
in een schor van het dal,
| |
| |
maar weer neder sloeg . . .
de Fontein zong haar toe:
rustte en luisterde, dronk
wat een Moeder haar schonk
van haar stille fontein . . .
| |
| |
zwierf met de schaduwen mee,
z'n tocht langs moet doen.
werd het bruidje gebracht
tot een Bruidsweg gebouwd.
bij z'n Vleugelen vast . . .
in het bruidsbed der Zee . . .
‘Mijn Kindje, mijn Bruid,
| |
| |
die 't heimwee van 't land
als een vermoeiende brand
van hun menslijkste smart . . .
en Gij zijt van Mij . . .’
Iets één werd uit twee . . .
maar een Blinde die vindt,
|
|