[Nummer 4]
Paradise lost.
Is een publieke biecht vandaag een gewenste en verstandige daad? Ik durf het betwijfelen. Het is zoveel eenvoudiger en diplomatischer alle verdorvenheid en ieder nieuw schandaal omsluierd te laten, en in het Uno-gekkenorkest mee te schetteren ter ere van de cultuur, de democratie en de rechten van de mens. Wie de reusachtige verwaandheid der mondaine snobs en de vette dwaasheid der massa's liever niet deelt, leeft eenzamer dan de jood Job. Misschien is die eenzaamheid hem een zegen en een geluk? Hij kan dan zijn overlopende gal uitstorten zonder iemand te deren en elkeen blijft tevreden: Job voelt zich prettig verlicht en de tere gevoelens der massa werden niet geërgerd...
Het is eigenaardig - om niet te zeggen tragisch - hoe in Vlaanderen een seniel negativisme allengs meer begint in te vreten. De tamste bourgeois voldoet het niet meer op zijn regering te schimpen; hij betwist zijn buurmans opinie, vit op iedere uitspraak, frondeert het onbenulligste politie-order. Net of het om niets anders zou gaan dan om het genoegen ‘anders’ te zijn...
Er kunnen natuurlijk zeer geleerde, historische argumenten aangevoerd worden ter verklaring van die gesteldheid. Een eeuwenlange cultuuronderdrukking heeft het volk met een verlammend minderwaardigheidscomplex belast. Wanneer de Vlaamse mens eindelijk zijn wezen en zending bewust ging worden, mocht hij nog honderd jaar strijden om zijn politieke geboorte te laten legaliseren. Zodat de Vlaming van nature in de oppositie thuis is.
Wij houden ons echter liefst niet bezig met die redenen: het is goedkoop en voorlopig nutteloos. We stellen alleen vast dat het verleden wel degelijk een stempel geslagen heeft: zoals de boer, die sinds onheuglijke geslachten voor zijn heer kruipt en zwijgt, de stigmaten van zijn lot draagt, zo is de Vlaming schuw geworden, onhandig - vaak onhandelbaar - begrensd, fanatiek. Van zijn ras is veel fijns afgesleten en gaapt het bonkig erts.
Na een eeuw bittere ontvoogdingsstrijd is er nochtans een en ander gewijzigd in de binnenlandse politieke verhoudingen. Nog heerst in vele gevallen drukkend onrecht en klagen grieven dit terecht aan. Maar het inferieure dwangbuis, waar de Vlaming zo lang in gekneld zat, scheurt open. De dag naakt dat hij zich een mooi habiet permitteren kan; alleen ontbreekt hem nog de gewoonte, de ‘aisance’. Hij weet zich nog niet superieur voor te doen. Hij is zich de mogelijkheden niet bewust, die hem tot een gentleman kunnen omtoveren. Hij mist de charme en de ongedwongen zwier van de gecultiveerde wereldburger. Hij is het ‘vlamen’ verleerd, de oude toverformule kwijt.
Deze superioriteit, welke ik de Vlamingen zo graag zou zien aannemen, heeft niets van het hautaine chauvinisme van de trikoloor-patriot, niets van het kil egoïsme van de Brit, niets van de