Golfslag. Jaargang 2(1947-1948)– [tijdschrift] Golfslag– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 120] [p. 120] Liedjes van vergetelheid I Vraag mij niet Vraag mij niet wat het is. Ik weet het niet. Maar grotere laaf'nis bestaat er niet - De zon, de wind, de lucht: verkoelde brand, in zalig-zuivre zucht loopt over 't land, de heuvel en de hei, het willig gras, waarin ik naakt en vei glinster als glas. II Zon Koester, koester je zacht, in de zon die op je wacht, als op een lamp, waarin z'ontsteekt het licht des lichaams, dat zich breekt in warme glansen, glinst'ringen, in roos-robijnen flonk'ringen - hoe wonnig is je huid! - Fruit naar mijn hart, koester je uit . . . [pagina 121] [p. 121] III Septembermorgen In de nevel der vallei, in de morgen mysterieus, frileus zijt ge van mij . . . In de wonderwei in het donzen gras dauwglas, zijt gij van mij . . . In de blonde zij van 't schuchter licht, gedicht zijt ge van mij . . . In der purperhei gesponnen kant, Brabant, Infant, zijt ge van mij! Hendrik STORM. Vorige Volgende