streeks 1000 en wordt toegeschreven aan de monnik Werner die deze kunst beoefende in de Abdij van Tegernsee in Beieren. Zo vinden wij in de geschriften van Abt Jozbert (982-1001) te Tegernsee vermelding van een dankbrief aan een zekere graaf Arnold, die geschilderde ramen had geschonken. De zon bestraalt de vloer van de kerk, zegt Jozbert, ‘per dis coloria picturarum vitra’.
De Benedictijner monnik Theophilus (11-12 eeuw) heeft uitvoerige beschrijvingen nagelaten over de techniek van het schilderen en branden, hetgeen doet uitschijnen dat dit bedrijf meer en meer aan belangrijkheid won. De Benedictijnermonniken mogen we dan ook als de eerste glasschilders beschouwen. Zij hebben door hun experimenten de bloei der middeleeuwse glasschilderkunst ontegensprekelijk sterk in de hand gewerkt. Immers er dient hier vooral gewezen te worden op het feit dat er gedurende een lange tijdspanne een intense en stille voorbereiding nodig moet geweest zijn, om de middeleeuwse glazeniers toe te laten in zo'n kort tijdsbestek plots die hoogte en perfectie te bereiken, welke nadien nooit meer geëvenaard is.
Omtrent het vervaardigen van gekleurd glas zijn dan ook heel wat legenden en verhalen ontstaan.
Uit Joep Nicolas' werk ‘Wij glazeniers’ citeren wij hier b.v. het volgende: ‘...Zo deed men den monnik Theophilus geloven dat men met rook van hout, glas geel kon krijgen!... Men deed het voorkomen alsof diverse kleuren bereikt werden door edelgesteenten fijn te wrijven en in de glasmassa te mengen... We zien den Abt Lugerius, die de ramen in de abdij van Saint-Denis liet maken in extase raken over de geweldige hoeveelheden saphier die gevijzeld werden om azuurblauw te maken!!’
Hieraan ligt waarschijnlijk een kleine verwarring ten grondslag, aldus Joep Nicolas. De middeleeuwse gangbare naam voor cobalt is nl. saffre en het is toch door middel van cobalt-oxyde dat het blauwe glas in al zijn variaties gemaakt werd.
De middeleeuwse glazeniers beschikten slechts over een zeer kleine kleurenkeuze, zij verwerkten deze echter zodanig dat zij de suggestie wekten van een grote verscheidenheid. Ontelbare variaties werden gemaakt met blauw, rood, groen en geel, de enige kleuren die toendertijd bestonden. Aldus kan bij benadering een gedacht worden gevormd, wat al moeite, tijd en behendigheid er nodig waren om tot de middeleeuwse meesterwerken der glasschilderkunst te komen.
In 't kort laten wij hier daarom de behandeling volgen die 'n gebrandschilderd raam in die tijd, en heden ten dage nog, moet ondergaan, alvorens het in staat is een kerk te versieren.
Zoals gezegd kon de middeleeuwse glasschilder slechts van een zeer sobere discotheek glas gebruik maken. Dit glas nu werd bewaard in korven, de gebruikelijke middeleeuwse verpakkingsmethode van glas.
De ontwerper maakte zijn tekening (carton) op een met krijtpap ingesmeerde plank. Met zwarte verf penseelde hij hierop de tekening plus de combinatie der loodverbindingen. Vervolgens werden over die tekening heen de verschillende stukken glas gerangschikt en met een gloeiend stuk ijzer in de gewenste vorm gesneden. Het spreekt vanzelf dat met deze snij-methode vele onnodige