Golfslag. Jaargang 2(1947-1948)– [tijdschrift] Golfslag– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 8] [p. 8] Zwerver! Er zeilde in den morgen een hoogaars naar zee, Vóór den wind, en van top, op de tij; En gleed als tevree met den ebbestroom mee, Met een eenzamen man aan lij! Door heldere tuilen van schuim omrand; Heel van top, vóór den wind, op de tij; Gleed er de boot, met een zang in h'r want, Langs den somberen oever aan lij. Zoo snel langs der boeien eentonige rij; Vóór den wind, naar het lokkende ruim; Sneed de sombere man langs den oever aan lij Z'n baan door het gensterend schuim! En stoof zijn schuit als een woeste rammei, In de barstende flank van een golf; Dan lachte hij, als schuimend aan lij, Zich de boeg in een roller bedolf! De droevige man, in de boot op den stroom Hoe lokte zijn hart zoo de zee? En droeg hij verborgen de asch van zijn droom, Gaf de zee dan hem troost voor zijn wee? Met zijn wegende wee en z'n dooden God Voer de man naar de zee in z'n boot! Zocht hij zoo eenzaam een nieuw genot Een klaterende vreugd, of zijn dood? Frank LIEDEL. Vorige Volgende