Golfslag. Jaargang 1(1946-1947)– [tijdschrift] Golfslag– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 370] [p. 370] Woord..... De dood. Het bed is laag, de dekens breed gespreid en uit de klamme lakens schuift de tijd, hij wijlt nog even aan de sponde, stil, dan wordt de weeke mond een wreede vil. Kom vriend, jij bent de laatste voor vandaag, ik zag je blik: een hopelooze vraag. Misschien viel 't zelf te kiezen jou wel zwaar, nu, rust drie dagen op de doodenbaar, je zult mij straks voor eeuwig dankbaar zijn. Weet jij het nog, die eerste prille pijn toen aan het front een scherf je schouder vond? (Ik stond reeds aan je zij) Een trieste wond, maar niet zoo brandend, bijtend, als die nacht toen jij vergeefs haar kussen hebt verwacht... Jij waart een mensch, een eenzaam droomend mensch, je jeugd was schoon, je liefde wild intens, daarom sloeg men de tralies om je lijf, en nu, nu ben je dood en 't hart is stijf. Maar weet, ik ben voortaan je trouwe vriend want, net als jij, heb ik den mensch bemind. Vorige Volgende