Grafrede.
GROOTE VRIEND,
Als kunstschilder en als uw intiemste vriend stond ik zéér dicht bij U. Met een gevoel van diepe vereering, van bewondering en van dankbaarheid, stuur ik U dit laatste ontroerd vaarwel toe, aan u den geboren schilder, den grooten letterkundige die in dit land de vernieuwing hebt gebracht; aan U den edelen mensch, den getrouwen vriend.
Gij zijt nu heengegaan, goede Felix, naar de haven die uw ziel sedert maanden kende, die gij hebt uitgebeeld in uw laatste gedichten.
Uw werk is onsterfelijk; uw naam is vereeuwigd op deze aarde; uw roem blijft, zoolang uw vaderstad Lier zal bestaan. Uw gevoelig hart zal voortkloppen in uw rijk geschakeerd, omvangrijk, en eeuwig frissche oeuvre.
Uwe nederigheid en groote goedheid, beste Felix, hebben U niet verlaten toen Gij een wereldfiguur in dit stadje waart geworden. De rijkdom van uw edele ziel was groot genoeg om de weelde van een wereldfaam te kunnen dragen.
Tot in de ‘Schemeringen van den Dood’ hebt gij de ‘Harp van Sint Franciskus’ bespeeld, dit wil zeggen dat gij als een Christen dichter zijt gestorven. De laatste klanken van uw instrument waren een innig gebed.
Gij waart voorbereid op de eeuwigheid.
Vaarwel dan, Groote Vriend, leef voort in ons aller liefdevolle herinnering.
RUST IN VREDE.
Kunstschilder Oscar VAN ROMPAEY.