Proza kroniek
Twee Nederlandse romans
S. Vestdijk: Iersche Nachten. Roman. 1946.
F. Bordewijk: Eiken van Dodona. Roman. 1946.
De Hollandse romankampioenen hebben voor inheemse challengers nog niet te vrezen. Hun werk blijft opvallend knap. Maar in deze knapheid even opvallend gelijk, waardoor het aan indrukwekkendheid inboet. We verbazen ons nog over de diversiteit van hun romanstof, - het ensceneren van een brok Ierse Vrijheidsbeweging vraagt een Vestdijk zomin moeite als de herschepping van de Escuriaal-atmosfeer; in de hogere Nederlandse burgerkringen is Bordewijk zowel thuis als in de bizarre bordeelwijken, - maar ondanks de decoratieve veranderingen verhogen ze weinig of niet hun potenties. Vestdijk heeft het eens te meer over een hybridisch psychologisch geval, het autobiografisch verhaal van een jongeling, die schommelend tussen zijn Ierse moeder en zijn Saksische vader de strijd meemaakt van een Iers dorp tegen de onmeedogende Engelse pachtwetten, waarbij wél de gecompliceerde levensverhoudingen belicht worden, doch geen uitkomst hoegenaamd wordt gevonden. Het is of Vestdijk, zoals trouwens geheel zijn generatie, tot Marsman toe, zich wel wacht een heroïsme tout court te aanvaarden. Daarvoor staat zijn hyperintellectualisme hem zeker in de weg, of beter: zijn gemis aan geloof in iets, tenzij in ondoorgrondelijke machten die goed en kwaad hun zin ontnemen. We vragen ons af of Vestdijk, in weerwil van zijn buitengewone virtuositeit, op romangebied geen vruchteloze pogingen ondernam. Een werk als ‘Iersche Nachten’ balt in die mate het grijze van een hersenconstructie samen, dat wij niet meer bij machte zijn het maanlicht als een halo rond de gestalten te ontwaren: het is ál depressie, ál verijdelde opgang, ál verknoeide goede wil, ál dooreenstrengeling van on- en misverstand, alsof tenslotte van een Ierse levenswil, een Ierse grootheid niet méér overblijft dan een bittere convergentie van halfslachtigheid en vergeefse dadendrang. Nu de tijd voorbij is om ons door technische acrobatie en brain-accumulatie nog langer te laten vangen, komt energie genoeg vrij om op het wat en het waarom beter te bezinnen: een troosteloos voorveertiger-compleks, door de toonaangevende nihiliserende Hollandse school te zeer gehuldigd, en waarvan ‘Iersche Nachten’ kennelijk nog het product is, ontkracht méér dan het bloed zet; het is een al te baldadig-gewilde deformatie van het eveneens dieperliggend behoudsinstinct, het is een al te zeer speculeren op de critische vernietigingsdrift, een streven dat nu, meer dan ooit, tot een onhoudbaar chaotisch-vertwijfelend levensaanvoelen drijft...
Is Vestdijk er toe gekomen het triestig evenwicht te bereiken in het uitkomstloze, Bordewijk van zijn kant lost de problemen met meer optimisme op. Het is of zijn kunst geboren wordt uit de overwinning die hij telkens behaalt op de beklemmingen die hem periodisch overvallen. Hij blijft evenwel geloven aan de tegenstelling donker en licht, hij bevrijdt zichzelf en ons van een angst, die, alhoewel onoverkomelijk, toch niet bij machte is ons totaal uit te schakelen. Hij veronderstelt tenslotte in het individu nog een reactie-vermogen of een bezinningskracht die zich ook boven de neerhalende machten zetten kan, al uit zich dit strijdinstinct niet steeds even sterk en rechtlijnig. Gelijk vroeger illustreert Bordewijk dit thema met een niet altijd verkwikkende geschiedenis. Om zijn doel te bereiken kiest hij doorgaans rebutante personages en milieu's, persoonlijkheden en huiscompleksen die het vooral weerzinwekkend moeten doen. Het is de reden waarom wij hem hoger ook gelijkmatig in zijn werk noemen. Maar de constante sterkte en dynamiek van ‘Karakter’ bereikt hij niet. Zijn rentmeester Leeuwenkuyl en de gebroeders-kunstenaars Okko en Folkert Staalhof (de drie eiken) op het landgoed Dodona - zijn in hun geheel niet zo oerkrachtig geboetseerd als Doeverhaven en Starnmeer. Bordewijk, wiens fantasie nog wel scherpe hoogten bereikt, heeft bij de schildering van een overwegend burgerlijk milieu aan vivaciteit en originaliteit verloren. Flepse figuren verlammen dan ook de vaart en de intrige van zijn desondanks nog zeer genietbaar boek.
HENDRIK STORM.