Het klinkt als de kreet van 'n angstig dier.
De nacht weerkaatst die kreet nièt.
De nacht is 'n reusachtige spons, die alle geluiden opzuigt en versmoort.
In de nabije cel heeft het bidden plots opgehouden.
Frans voelt het koele metaal aan z'n hete voorhoofd.
Dat doet hem goed en er vaart 'n siddering door z'n lichaam.
Geen antwoord.
- Chef!
- Maak zo geen herrie.
- Chef, wilt u...
- Nee.
- Alstublieft.
- Nee!
- Alstublieft. Hoe laat is het?
- Twee uur.
Het judasoog klapt dicht.
Twee uur!
Frans strompelt naar z'n strozak en ploft neer.
Zo ligt hij even. Versuft.
Dan komt z'n hele wezen in opstand.
Vandaag te zes uur. Nog vier uren. En dan...
Hij kijkt omhoog naar het smalle tralievenster. Nog steeds gluurt de maan. Ze lacht met bol gelaat. De ijzeren staven staan grimmig tegen de lucht. Daarbuiten is de vrijheid. Het licht. De ruimte. De wereld.
Straks worden de merels wakker in de tuin en zullen dapper aan het fluiten gaan. De mensen zullen ontwaken en de vensters wagewijd opengooien op de nieuwe dag.
Nog vier uren.
De zon zal met haar felle horens de morgennevels aan flarden scheuren. Zij zal haar gouden weg zoeken in de stralende hoogten van de hemelen.
Leven... o leven is de zon zien! Leven is de dwaze blijdschap van het licht!
Nog vier uren.
Frans begint te tellen. Tot zestig. Eén minuut. Nog viermaal zestig minuten. Een, twee, drie, vier, vijf, zes, zeven...
De tijd stapt rustig verder. Frans hoort z'n afgemeten schreden. Ze klinken aan z'n oor. Zij bonken op z'n zere trommelvliezen.
Een, twee, drie, vier, vijf...
Nu slaapt de hele wereld.
Kleine, roze kindertjes met open mond, als engeltjes in de Gelderse sneeuwballen van hun hagelwitte bedje.
Sterke, gebronsde mannen met diep gorgelend keelgeluid en zalig ontspannen spieren.
Afgeleefde mensen als geraamten - uitgemergelde lama's - waarin het hart nog flauwtjes pulseert.
Slaapt vredig, alle Gods lieve schepselen. Hier zit Frans en telt de tijd. Hij wacht op de dood, die rondwaart in z'n cel. De dood is zo verliefd op hem. Ook aan jullie sponde houdt hij roerloos de wacht. Doch jullie weten het niet. Jullie slapen.
Frans rilt. De cel begint te zwalken.