majority of his fellows more wise, more beautiful, happier and more lovable. Some of his opponents too, aim, however mistakenly, at a kind of comradship. in discipline which, even though it may be manifestly imperfect, does at least recognize the anxiety which brother must feel for brother and for himself’. Het is dus mogelijk dat zowel de partisanen van rechts als dezen van links in een overtuiging groeien waarvoor zij oprecht en eerlijk uitkomen. Eenmaal dat zij de waarheid gemeend hebben te vinden... Onze ‘Cobbler’ komt dan ook tot het besluit: Now I saw that death is not a human institution: pain was not invented by the governing class; evil and disappointment may be alleviated in some cases by material adjustments, but they spring from the soul of man’.
Wie ‘Gilles’ van Drieu La Rochelle leest, ontkomt de indruk niet dat de schrijver zijn standpunt eerlijk opnam en verdedigde. Loopt hij nochtans niet in de tegenovergestelde richting van deze van Hemingway?
Onze tijd, een kruispunt van ideologische passies, mist daarom, om tot het ware realisme te groeien, in veel van zijn kunstenaars een onpartijdige caritas. Voor een gedode partisaan van rechts blijft b.v. Hemingway vrij koel en strak en liefdeloos. Voor een dode van links ontsteekt hij in dithyrambische gloed over de schoonheid en de waarde van het menselijk leven.
De theoretische, intellectualistische verdediging van ‘de goede zaak’, waarop ieder partij aanspraak maakt, brengt een verkoeling in de affecties, die werkelijk aan het monsterachtige gelijkt. We kunnen niet aannemen dat dergelijke levensbeschouwing tot het aardse geluk leidt.
Uit het voorgaande blijkt dat de problemen in de sociale kunst ons van het kunstwerk ver kunnen verwijderen. Als Hemingway duidelijker dan vroeger stelling heeft genomen, neemt dat toch niet weg dat zijn romankunst er niet op vooruit gegaan is. Het documentaire, de dialectiek en de tendenz stonden zijn vroegere spontaneïteit in de weg. Zoals de ‘Grapes of Wrath’ van Steinbeck de gebalde directe kracht van ‘Of Mice and Men’ mist, zo beantwoordt ‘For whom the Bell tolls’ maar gedeeltelijk aan de fascinerende schoonheid van ‘A Farewell to the Arms’. De auteur schiet op sommige ogenblikken én stilistisch én technisch tekort, zijn taal is soms verward en zijn erotische aanvullingen dreunt hij in stuntelige nonsens uit. Zijn stilistische eenvoud komt niet zelden gewild voor en helpt de indruk van langdradigheid versterken. Hoewel het boek sterker is dan veel literatuur van die aard, treft meer de atmosfeer dan de afzonderlijke karakters.
Hendrik STORM.