Golfslag. Jaargang 1
(1946-1947)– [tijdschrift] Golfslag– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 240]
| |||||||||
Muziekkroniek
| |||||||||
[pagina 241]
| |||||||||
De oorzaak hiervan lag in de omstandigheid dat Ockeghem nimmer in Italië geweest is; dat hij en Obrecht onder invloed stonden en werkten te midden van het nog niet door de renaissance beroerde volk; en ten slotte en niet het minste, dat ze van Vlaamse en N. Nederlandse afkomst waren, terwijl Dufay en Binchois uit Wallonië stamden. Bij Ockeghem en Obrecht vindt men ook de overgangstechniek van het binaire (tweeledige) naar het ternaire (drieledige) ritme of omgekeerd. Zo, stuit men in hun motetten op talrijke maatveranderingen. Langzamerhand kreeg hun oeuvre een onafgebroken stroming en greep het terug naar het eeuwige ritme. Bij Ockeghem ligt het zwaartepunt van zijn werk in zijn Missen. (17 in getal) Ze zijn geschreven op wereldlijke c.f. voor zover ze niet geheel vrij zijn. Deze laatste zijn de bekoorlijksten. Hierbij hoort de ‘Missa cuiusvis toni’ die men in vier verschillende kerktoonsoorten kan zingen door de sleutels te veranderen. Daar het werk van Obrecht nagenoeg volledig is uitgegeven is het meer gekend dan dat van Ockeghem. Obrecht is een nog machtiger en overtuigender geest dan Ockeghem alhoewel deze laatste even groot technikus is. Glareanus getuigde van hem: ‘Obrecht bezat zoveel vuur en vindingskracht dat het voor hem een kleinigheid was een ganse Mis te schrijven op een nacht.’ Zijn muziek is nog gloedvoller en de samenklank is nog bevredigender. Hij schreef 24 Missen, 22 motetten en een schat van allerlei muziek waaronder zijn orgelkomposities. Evenals bij Ockeghem moet rekening gehouden worden met de toevoeging van een reeks instrumenten. Hier steunt men zich op de veronderstelling dat de instrumenten de stemmen moesten schragen omwille der willekeurige en onvolledige tekstbehandelingen, hetgeen geïllustreerd wordt door de schilderijen uit die tijd zoals Van Eyck's ‘Zingende Engelen met Instrumenten’. Obrecht schreef zijn Missen vierstemmig en enkel op c.f. gebouwd. De missa ‘Sub tuum praesidium’ is en blijft het majestatisch hoogtepunt van al zijn werken. De motetten zijn steeds gebouwd op de bij de tekst behorende Gregoriaanse melodie. Deze twee grote meesters verschillen niet zo zeer als men wel pleegt te denken. Hun tijd, hun streven, hun materiaal was hetzelfde. Tot slot van deze korte uiteenzetting nog enkele namen van hen die tijdgenoten waren van deze reuzen uit de 2e Nederlandse school:
Lode van CRAEN. |
|