Brandnetels
Een Criterium?
Sprekende over Toussaint - en hier valt niet lang te raden om te weten in welk verband de naam Toussaint nog opgeroepen wordt, niet? - zegden we: ‘T.a. zó verheven is Toussaint nog niet dat we 's avonds zouden genoopt worden hem in onze bibliotheek te strelen langs zijn leêren rug’. Het beeld bleef nawerken. Gesteld, dachten we, dat ze op ons schamel boekenrek een leêren rug hadden - Toussaint trouwens heeft er hoogstens een van slecht oorlogskarton - hoeveel van onze auteurs die tegenwoordig in het N.V.T. schrijven, zouden we met een aaien der vingertoppen voor de verhevenheid van hun geest en karakter willen vergelden? Minne? (hebt ge ooit iets mooier dan de Alpacamuts gelezen?), Lampo? (wat voert dat ventje eigenlijk in het schild?), Daisne? De Corte? Van Aken? Coole? Gijsen? (lees, o mensen van goede wil, toch dat sublieme ooggetuigenverslag ‘Belgium in Bondage’), Mussche? Vos? Herreman? (ach, die beschouwingen over Goethe als ge ze naast dezen van Charles Du Bos legt!), Jonckheere? (noemt J. Kuipers hem niet een ‘schrale sprinkhaan’?)... Wij moeten geen moeite doen, worden door niets definitiefs althans tot oponthoud gedwongen.
De aarzeling begint met Elsschot, Teirlinck, Roelants, Walschap (door welke complexen tegenwoordig vervolgd?), Van Hoogenbemt... Er wàs een tijd... De hand blijft echter hangen bij Gilliams. Hier verneem ik een eigen geluid, dat van iemand die zichzelf gebleven is en dat, gelukkig, zich nog niet horen liet in het swingorkest van het N.V.T. - Moest het er zich toch in laten horen, we verwedden dat het een dissonant is.
(N.B.: De goede lezer denke niet dat wij hier onze letteren weer vergruizen. Hij vergete niet de uitzonderlijke waarde van het door ons gebruikte criterium.)
H.S.