Rond 12 uur neemt de prins het middagmaal, dat weet hij en daar rekent hij op. Het duurt echter lang vandaag, want Oranje voert besprekingen met Rembert Uylenburgh, Leeuwardens' burgemeester. Geduldig staat François in het koele trapportaal, alleen zijn ogen léven.
Daar verschijnt eindelijk de prins, naast hem zijn vrouw Louise de Coligny met gravin van Schwarzenburg, zijn zuster. Zijn zoon en burgemeester Uylenburgh volgen. Klein en mager staat plots de koerier voor de prins. Deze kan een gevoel van onbehagen niet onderdrukken en ook Louise klamt zich vaster aan zijn arm. Guyon vraagt zijn reispas en papieren. De haat doet zijn stem klaar en zeker klinken, Oranje koestert geen argwaan. Hij geeft zijn bevelen en traag bestijgt hij met zijn gevolg de trap die naar de eetzaal leidt.
Weer staat François alleen. De prins zei hem van te wachten. Duidelijk zag hij hoe Louise de Coligny bij zijn verschijning schrok. Dat maakt hem sterker nog...
Vreemd dat hij nog niet aan zijn vlucht gedacht heeft. Ook dat laat hij aan God over. Voor hem geldt slechts de heilige moord. Het kan hem weinig schelen of hij straks gevat wordt en gefolterd. Het is hem onverschillig. De laatste nachten heeft hij amper geslapen nog, niets gegeten. Het is hem onverschillig. Alleen die moord... Zijn zending...
François leunt in de smalle nis naast de trap en spant de haan van de pistool. Het geeft hem een blij gevoel zijn wapen te strelen. Doch hij moet voorzichtig zijn en daarom stapt hij op en af onder aan de brede trap.
Het moet I uur zijn, François hoort gestommel in de eetzaal. Roerloos staat hij te luisteren, de scherp gesneden kop een weinig schuin. Boven zwaait de deur breed open.
Oranje en Uylenburgh!
François staat reeds op de trap. Een schot dondert tussen de muren van het portaal.
Oranje valt.
Als bezeten stormt Balthazar Gerard naar buiten. God zal hem beschermen. Op de binnenkoer is reeds rumoer. Gerard zwenkt naar de wallen. Hij rent als in een droom, en nauwelijks hoort hij de snelle pas der hellebardieren. Maar aan het wachthuis zwikt zijn voet en stuikt hij voorover... ...Consummatum est... Gewillig laat hij zich grijpen.
In de trapzaal ligt Oranje in de armen van de heer van Malderé. Louise en gravin van Schwarzenburg liggen naast hem geknield. Nog eenmaal heeft de prins gesproken: ‘Mon Dieu, aie pitié de mon âme et de ce pauvre peuple!’ Dan is alles voorbij. De grote rebel is niet meer.
Drie dagen ligt Balthazar Gerard reeds op de pijnbank. Lid na lid heeft men zijn lichaam uitgerekt en weer ontspannen. Hij weet niet of hij eigenlijk nog pijn heeft, of hij werkelijk al niet dood is.
..... En wijl Nederland rouwt wordt Gerard's mager lijf in vier stukken gesleurd.
ADRIAAN DE ROOVER.