Normen
Onlangs verscheen bij ‘De Nieuwe Eeuw reeks’ een gedachtenwisseling tussen G. Knuvelder en Cola Debrot, ‘Ars et Vita’, waarin zij tot de conclusie komen, dat ware kunst gegroeid en geworteld moet zijn in een levensbeschouwing.
Al veel is er gezegd en geschreven over ‘Kunst en Zedelijkheid’. En het laatste woord over dat onderwerp zal ook nu nog wel niet gedrukt zijn. Zolang verschillende levensbeschouwingen bestaan en beleefd worden, blijft er meningsverschil. En zelfs als er maar één levensbeschouwing meer was, zouden we altijd andere opvattingen horen van de kant van hen die, óf geen levensbeschouwing hebben, óf die levensbeschouwing enkel als etiket gebruiken.
Het is juist de MANIER, waarop het leven beschouwd en beleefd wordt, die ons de normen aangeeft van de kunst. Want kunst is een levensuiting, is het product van een kunstenaar, van een begenadigde. Die kunstenaar is een mens, een levende mens en hij verloochent de mens in zich niet, zonder een kunstnar te worden, een gedrocht, een karikatuur van het leven. Als die bepaalde, levende mens schept hij, maar leeft hij ook. En als die mens heeft hij ook zijn wereldbeschouwing óf hij heeft er een die praktisch geen is.
Volgens de manier van leven en van 't leven-zien, zal hij ook automatisch de normen nemen, die zijn kunst regelen, wegens de innerlijke verhouding van het leven tot de kunst.
Nu bestaat er de beproefde en gelouterde en eeuwentrotserende levensbeschouwing van het Christendom. Al dikwijls was er de schijn, dat dit afgedaan had en vervangen was door ‘iets moderners’. Doch steeds bleek, dat het standhield, dat het niet te vervangen was, dat het alle surrogaat overleefde, hoewel hierin meestal een zeker gehalte deugdelijkheid was, een aanslibsel van christelijke tradities en natuur-ethica.
Ook het Christendom stelt zijn normen aan het leven, aan de levende mens en dus ook aan de kunstenaar, die op de eerste plaats mens is. En die normen zijn de wetten van de Orde, van de Schoonheid. God heeft die aan de mens gegeven en eist dat er naar gestreefd wordt om ook volgens die normen te leven. En praktisch vinden we die normen in het Evangelie, in dat wetboek van christelijk leven. Ze worden verklaard en in den brede uitgewerkt door de Kerk, de Meesteres der volken, en deze ook zorgt voor hun gaafheid en voor hun bekendheid.
De kunstenaar is kunstenaar als mens. Indien hij dus als mens te leven heeft volgens de christelijke levensbeschouwing, zal hij ook als kunstenaar de christelijke normen te volgen hebben, wil hij leven volgens die wereldbeschouwing. Zijn kunst zal dan ook gedragen en bezield en ook gemeten worden volgens die normen...
Want allen die de christelijke levensbeschouwing delen, mogen en moeten eisen, dat de kunst, die levensuiting, beantwoordt aan de christelijke normen, maar dat ze ook volgens diezelfde normen wordt beoordeeld.
Nu hebben onlangs verschillende christelijke kranten ‘HET NIEUWSBLAD’, ‘DE NIEUWE STANDAARD’ ‘DE SPECTATOR’ zeer beginselloos gehandeld. Bij 't bespreken van het ‘NIEUW VLAAMSCH TIJDSCHRIFT’ hebben ze gemeend hun wereldbeschouwing en de normen er van even te mogen loslaten, om rond dat heidens tijdschrift met z'n pornografie in gala een nevelgordijn van wierook te leggen, waardoor z'n ware gestalte verdoezeld wordt, zodat met de wierook ook het bewierrookte zal aanbeden worden door de niets vermoedende lezer.
Wat heeft die christelijke bladen daartoe aangezet? Opportuniteit? Politiek van de natte vinger? Beginselloosheid met het etiket: christelijk, naam-christendom dus?