Golfslag. Jaargang 1
(1946-1947)– [tijdschrift] Golfslag– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 121]
| |
KunstkroniekWaarde vriend van Alekmaar, Ik heb je interessante brief met vertraging ontvangen omdat ik sinds enkele weken Parijs verlaten heb met bestemming naar Amsterdam, waar ik op dit ogenblik nog verblijf. Je brief is me achterna gekomen... Mijn indrukken over de Noord Nederlandse hoofdstad, zal je me vragen? Wel, Amsterdam is volgens mij de mooiste stad van West-Europa. Het is er erg prettig aan die oude grachten. De mensen zijn vriendelijk en overbeleefd. Dit vergoed al veel voor het dure leven, dat ik moet leiden om niet van honger om te komen... bij manier van spreken natuurlijk. Maar kom waar de mogelijkheden om de maag te paaien in gebreke blijven, dan zijn de boeken daar om de geest te stillen. En daartoe is hier gelegenheid genoeg. Men moet alleen maar even rondlopen in het centrum om tot de vaststelling te komen dat er meer boekhandels dan herbergen met volledige of halve tapvergunningen zijn. Maar het doet er niet toe, want het bier is reuzen slecht... Ter zake nu... Bij mijn afreis naar de Noord Nederlandse hoofdstad ben ik in de gelegenheid geweest in België even uit te blazen. Van die gelegenheid heb ik gebruik gemaakt om het Antwerps museum binnen te lopen, zodanig dat het mij nu mogelijk is, na ook de Zuid Nederlandse Schilders te Amsterdam in het Rijksmuseum bezocht te hebben, Noord en Zuid aan elkander te vergelijken. Wellicht zal een vergelijking leiden naar een weliswaar betwiste, maar toch meer geargumenteerde conclusie dan de jouwe. Niet dat ik het niet eens ben met je zienswijze. Integendeel, de typering die je gegeven hebt - zij het dan ook slechts met enkele woorden - van de oud Noord Nederlandse schilders is juist. Zeer terecht noem je hen oud, want alhoewel ze in tijd amper drie eeuwen van ons verwijderd liggen, mogen wij niet vergeten dat hun eerste optreden eveneens hun eerste medezeggingsschap betekent in het cultureel concert van de Lage Landen. Inderdaad vóór de 17e eeuw geschiedt er omzeggens niets boven de Moerdijkbrug. De werkzaamheden van Klaas Sluter te Dijon in het begin der 15e eeuw en die van Dirk Bouts op het einde dier zelfde eeuw te Leuven, tornen niet aan deze cultuur-historische formulering, gezien zij niet als representatieve figuren kunnen doorgaan van een cultuur-patrimonium dat Haarlem - de plaats hunner afkomst - in die tijd zou bezeten hebben. De grootheid van hun kunstenaarschap hebben zij niet te danken aan het Noorden, wel aan het Zuiden en hunne overgrote persoonlijkheid. Indien de 17e eeuw voor de Noord Nederlanders plots een aureool gekregen heeft van een gouden eeuw met haar eigen sentimenten en eigen karakteristieken dan mogen we hieruit nog niet concluderen - zoals de Duitser Alfred Stange het doet in een overigens zeer lezenswaardige studie over Noord en Zuid Nederlandse schilders - dat de Vlamingen en de Hollanders in wezen zeer verschillend zijn en daarom ook in hunne geschiedenis en in hun kunst gescheiden wegen moeten opgaan.Ga naar voetnoot(1) Dat de Duitsers een toenadering tussen Noord en Zuid uit politieke beweegredenen nooit hebben gewenst, wisten we al lang. Trouwens de bezetter heeft haar standpunt in die aangelegenheid - zonder schijn van succes evenwel - door talrijke sancties tegenover aanhangers der Groot-Nederlandse idee beklemtoond. Het is een catastrophe voor de Duitse politiek geworden, de kunst aan de politiek gebonden te hebben. Omtrent de rol die kunst te verdedigen | |
[pagina 122]
| |
heeft op nationaal, religieus, sociaal en ethisch terrein zijn wij het allen eens. En over het feit, dat de kunst niet kan aangewend worden om een politiek te determineren, daarover zijn wij het nogmaals eens. De Noord Nederlanders hebben zich pas in de 17e eeuw kunnen ontplooien dank zij een hele reeks toevalligheden die plots en op een verrassende wijze in hunne geschiedenis zijn komen opduiken: de Vrijheids-strijd tegen de Spanjaarden, het Calvinisme en de strenge opvattingen daaraan verbonden, het beheersen der zeeën en de economische bloei, het uitwijken van elitemensen naar het Noorden, enz... Daaraan is het te wijten dat we zulk een diepgaand verschil inzake beeldeninhoud, beeldvorm en geest opmerken in de geëxposeerde doeken te Antwerpen en te Amsterdam. Een landschap van Rubens is vol van overvloedigheid en dynanisme. Zijn landschap is trouwens geen zuiver landschap omdat hij de inhoud er van verdiept door thema's uit de antieke Mythologie of uit de kringloop van het aardse leven. Voor Rubens is het landschap een middel om de geheimste geheimenissen te veropenbaren van het wonder der eeuwige schepping. Van Goyen, Ruysdael daarentegen schenken meer dan Rubens aandacht aan de dieren, de mensen en de planten als verschijnsel. De Hollanders kennen niet de oerkracht van de Kosmos in hunne beweging: zij zien daarentegen de eenheid der natuur, de oneindige ruimten, de atmospheer... zij zijn niet zo grandioos. De mensen van Jordaens kunnen typen zijn, maar men neemt hen niet als typen, omdat ze als groep één en onmeetbare instinctieve kracht ten toon spreiden: HET LEVEN. De figuren van het Koningsfeest staan in een gesloten ruimte, maar een ruimte die niet meetbaar is. De vitaliteit van het leven straalt uit hun ogen en in al de bewegingen van hunne lichamen. Het is hier geen aardelijk leven niet meer, alleen de conceptie ervan die in een niet te stuiten drift tot uiting komt. Daartegenover staat Jan Steen die volledig op deze aarde van het heden blijft. Zijn Koningsfeest wil niets anders zijn dan een familiefeest, dat zo trouw mogelijk in al zijn détails wordt weergegeven. Het is een verhaal waar elke optredende acteur zijn rol te vervullen heeft. Met alle Noord Nederlanders heeft Jan Steen dit gemeen, dat hij de werkelijkheid als kunstzinnig middel waardeert. Wanneer men zich echter afvraagt hoe deze waardering aan de werkelijkheid en de anderen gemeen is geworden, dan dienen we slechts terug te grijpen naar de vijftiende eeuwers met Van Eyck te beginnen. Meteen wordt het dan duidelijk welke wezenlijke banden en welke wezenlijke verschillende tussen beide delen van de Lage Landen te vermelden vallen. Er zijn wezenlijke banden tussen Noord en Zuid aanwezig, omdat de 17e eeuw door een brok geschiedenis bepaald wordt. - Dit is een waarheid als een koe ten allen tijden. - En met geschiedenis bedoel ik dan zo maar niet het verleden zoals doorgaans in het breed wordt aanvaard. De geschiedenis is een geestelijk product, waarvan de vormen en de lijnen bepaald worden door de onlesbare dorst naar waarheid en kennis die niet alleen conditionneert (2). Dat de oudklassieke geest niet determinerend is geweest voor Rembrandt, Hals, Vermeer... is nog een argument ten voordele van de aprioristische conclusie van Alfred Stange indien we buiten de schilderkunst een Grotius, een Vondel, een Hooft, en een Huygens aan het werk zien, waar we steeds als grondslag hunner geestelijke impuls terugvinden: behouden, terugwinnen, herstellen (3). Niet te min zijn er factoren geweest, - zoals ik ze je hierboven sporadisch | |
[pagina 123]
| |
reeds mededeelde - die van een ingrijpende invloed geweest zijn voor het lot der 17e eeuwse schilderkunst. Sociaal gezien heeft de schilderkunst in het Noorden een gans ander milieu. De doeken hebben hier in het Noorden overal gehangen, zowel in de kamers van de burgers als in de raadhuizen zowel in de gilden als in de boerenhoven. In het Zuiden daarentegen alleen in de kerken en in de paleizen. Daarom zijn hunne doeken ook heel wat groter. In het Noorden heeft de individuele smaak van het burgerlijk individu zijn medezeggingsschap. De burger treedt daadwerkelijk op. Hij koopt en verkoopt. Er ontstaan kunstverzamelaars, kunstvrienden, tentoonstellingen en kunsthandels. Je begrijpt, mijn beste Van Alekmaar, dat Rembrandt en de anderen op een verschillende manier dan Rubens hebben moeten reageren tegenover het milieu. Naar mijn mening moet dan ook hier het grote verschil in gezocht worden. Te Antwerpen heb ik die portretten bekeken, steeds opnieuw en ze vergeleken met die van Rubens en van Van Dijck die ik in het Louvre en nu te Amsterdam heb gezien. Bij de portretten van Hals, zo echt joviaal van temperament maar zo diep hollands van expressie, heb ik mijn lachspieren moeilijk kunnen bedwingen. Steeds heb ik gemeend - en niet alleen voor Hals, maar ook voor Rembrandt - kijk hier, die hebben nogal eens een loopje genomen met hunne cliënten... hunne verwaande cliënten. Maar achteraf is het me toch duidelijk geworden dat er van een gekscheren geen sprake kan zijn. Die Hollanders immers, onder de knoed van het strenge Calvinisme, kunnen immers niet met hunne stijfdeftig burgerlijke opvattingen op een natuurlijke wijze poseren omdat het voor hen geen natuurlijke zaak is. Daarom is hun pose gewild en ook verwrongen. Zij willen er voornaam en gedistingeerd op staan. Daarom maken zij van hunne pose een plechtige activiteit. Op ons maakt het een comisch effect, op onze Noorderlingen niet. De portretten van Rubens en van Van Dijck zijn rijke, hoffelijke, soepele en elegante verschijningen. Zij gaan niet op zoek naar de raadselen van de menselijke ziel, zoals Rembrandt, want zij vergenoegen zich met het lichamelijke leven van de mens. Of Rembrandt dan weer maar schilder van de ziel kon worden omdat hij Hollander was, zoals Stange ons tracht te overtuigen, kunnen we maar moeilijk slikken. Veel eerder zien wij het als een resultaat van zijn persoonlijkheid. Of Rubens, Van Dijck, Teniers een eindpunt betekenen van een periode die met de Italiaanse Renaissance begon; of Rembrandt, Hals, Fabritius, Vermeer, Dou, Pieter de Hoogh vertrekpunt zijn van een nieuwe ontwikkeling die zal gaan tot de Duitse Romantiek alsook tot enkele vertegenwoordigers van de Engelse Romantiek, toch zullen het nooit argumenten zijn om de politieke toekomst van een volk te bepalen. Voor mij zijn het argumenten om: tot een geheel andere besluit te komen dan Stange. Het verschil tussen Noord en Zuid dat tot uiting komt in de doeken wijst alleen op de overgrote en rijke verscheidenheid van onze Lage Landen; wijst op de schitterende mogelijkheden voor de toekomst omdat, zoals je me het zelf geschreven hebt, wij de bakermat zijn geweest van dat Westerse beschavingsleven en wij opnieuw die rol zullen moeten opeisen of aanvaarden - om het even - wil het Westen aan de Untergang des Abenlandes ontsnappen.Ga naar voetnoot(2)Ga naar voetnoot(3) Hartelijk, H. VAN HEUSDEN. |
|