Herman met de bles
Dankbare ontlasting naar aanleiding van ‘Rolande met de Bles’ door H. Teirlinck.
De Vlaamse letterkunde is een Europees meesterwerk rijker. Gent juicht, waarom zouden wij niet juichen? De tijd van de Vlaamse kleinburgerlijkheid is voorbij, voorbij de tijd van het miezerige regionalisme. Adieu Timmermans, adieu Claes, adieu kleine schrijvertjes van kleine mensjes. Vermeylen is dood, maar we hebben, Gode zij dank, Teirlinck nog, en Paul-Louis Boon. Wie zegt daar dat Frankrijk het monopolie heeft van de nieuwe - wat is nieuwe? - mode? Opgepast, mijne Heren, ere wie ere toekomt.
Als student las ik voor 't eerst ‘Mijnheer Serjanszoon’. Ik moet toendertijd met dit werk wel enigzins gedweept hebben. Doch toen ik later, eigenlijk nog niet zó heel lang geleden, ‘Het ivoren Aapje’ en Walschaps' ‘De Familie Roothooft’ kort na elkaar las, toen heb ik deze beide boeken in de onderste lade geborgen en mij geërgerd en ook oneindig weemoedig gevoeld. Mijn ergernis tegenover Walschap was gefundeerd, ik kon me verweren omdat zijn ruwe brutaliteit iets tastbaars had, doch mijn ergernis tegenover Teirlinck wortelde dieper, niet zo direct te formuleren. Er was een taal die charmeerde, een aristocratische hoofsheid die ook het vulgairste nog een tikje poezie kon meegeven. Maar 't bleef een huichelen, de glimlach die de grijnslach moet verbergen.
In de werken van Walschap staat de mismaakte vóór u, naakt tot op de huid, en dit stoot af. Maar bij Teirlinck wordt alle stank overbluft door een misleidend parfum. Er is geen naaktheid, alleen een misvorming die we wèten, die we aldoor voelen, maar waarvan de afschuwelijkheid ons wordt verborgen gehouden door de pracht van een kleding, door de gloed van schitterende kleuren, door een geheimzinnig ruisen van kostbare zijde; en al keren we ons niet direkt walgelijk af, toch blijft dit obsederende weten in de atmosfeer hangen, tot we plots een lust in ons voelen opkomen om een einde te maken aan die maskarade, alle camoeflage woest wegwerken tot we ook daar een naaktheid vinden, misschien weerzinwekkender nog dan bij Walschap, omdat we al lezend onze verbeelding hebben opgezweept, verbeelding die in niets moet onderdoen voor de werkelijke decadentie der personages.
Het zijn mensen, zegt men, mensen van vlees en bloed: Maria Speermalie, Rolande, de Baron. Zeker, iemand die kankerlijdend is, is ook een mens, al staat hij ten dode opgeschreven; ook een krankzinnige blijft mens in zijn krankzinnigheid, maar DE mens, dàt DE mens?
Ivo MICHIELS.