Golfslag. Jaargang 1
(1946-1947)– [tijdschrift] Golfslag– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 75]
| |
Kroniek der letteren
| |
[pagina 76]
| |
we slechts te denken aan het exclusivisme van Lampo in het Maartnummer van de ‘Faun’. Nog nooit heeft die laffe zelfvoldane en platte banaliteit onze samenleving zo aangetast. (Ik wil hier geen voorbeeld noemen, er zijn er te veel). Zo staat de jongste generatie voor de keuze. Haar houding kan geen schipperen zijn. Dat is goed voor mensen die één of twee romannetjes op hun aktief hebben en denken dat zij arriveerden, maar intussen hun impulsen laten teloorgaan in onderlinge bewieroking. Ik noem hier het Gentse Critisch Bulletin of de lotspraak waarmee massaproducent Daisne zijn goede vriend en collega Coole overlaadt. Om even terug te komen op de voornoemde laffe onverschilligheid. Onlangs herlas ik de bundel ‘Schrijlings op den Horizon’ van de jonge Rotterdammer L. Th. Lehmann. In een ballade, die daarenboven van elke waarde gespeend is, klonk het:
Bind zelf de blinddoek voor 't verschiet;
de dood laat ons maar eenmaal leven.
Grover verraad tegenover de gemeenschap is wel niet denkbaar. Ver van mij dat ik tegen al deze mensen een exclusieve heb. Doch zomin als de oude generatie, in de brave PEN-club nog in staat is de vernieuwing te brengen, zomin hebben zij, de jongere generatie, hun plicht als mens en als kunstenaar begrepen. Zij, de elite, durven de verantwoordelijkheid niet nemen waar het gaat om boven haat en onbegrip, boven grove amoraliteit, terug de begrippen van liefde, broederlijkheid en reinheid te plaatsen. Zij kruipen terug in het slakkenhuis (geen ivoren toren) van hun individualisme en hun eventuele stellingname is enkel egoistisch berekend op een mogelijke staatsprijs of vrijkomende sinecuur. Daarom verschilt ónze ethiek in niets met deze van de expressionisten. Ze zijn er overigens de uitvinders niet van. Een dergelijk standpunt is geen terugkeren, het is enkel het instandhouden van een gezonde vruchtbare levensbeschouwing en de enige positieve houding die in deze recente periode kan aangenomen worden. Het expressionisme, in zijn revolte-roes, zocht aanvankelijk zijn uitingsvormen in woordacrobatie en syntaktische raardoenerij. Al heel spoedig kwam ze hier van terug. (Het was alleen een Brunclair die zich in drollige en inhoudsloze woordcapriolen verlustigen bleef). Al te zeer is het expressionisme uitsluitend met deze uiterlijkheden vereenzelvigd geworden. We zien hier nogmaals de relativiteit van een bepaalde litteraire stijlfiguur. Het is de bezieling, het hartstochtelijke geloof dat gestalte geeft aan een ethische drang en niet accuraat omschreven prosodische normen. Aan ons, de jongste generatie, is het gegeven te bewijzen dát geloof nog wel te bezitten.
Adriaan de ROOVER. |
|