Golfslag. Jaargang 1(1946-1947)– [tijdschrift] Golfslag– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 68] [p. 68] Gedicht Je komst was niets anders dan het plotseling weten van een felle pijn. De schakel uit een lange keten van eeuwig geankerd te zijn aan een beeld, vervaagd door de jaren, versleten door oogen, moe van het staren, en het menschelijk tellen van uren, onwetend, hoe lang wel een eeuw moet duren, als elke dag de laatste kan zijn. Zoo ben je gekomen en ook weer gegaan. Ik herkende je stap in den nacht. Of... heb ik verlangend, te lang gewacht om vertrouwde geluiden niet meer te verstaan? Zoo komt weer een nacht, na zooveel andere nachten. Ik ben moe van het staan en het eindeloos wachten, en voel de felle pijn onwetend, en toch wetend te zijn. Ik druk mijn voorhoofd tegen het koude glas der matbeslagen ruiten, om voor altijd weer te weten in een vruchteloos vergeten, dat de haastige stap daarbuiten, na jaren weer, de jouwe was. Matt CLAESSENS. Vorige Volgende