Jeugd en Politiek
Behalve het zo zeer misbruikte woord ‘patriotisme’ is er geen, dat onder de jeugd zo een lelijke klank heeft als het woord ‘politiek’.
Wanneer men nagaat, wat er in de laatste jaren allemaal gebeurd is, onder alle mogelijke mooiklinkende leuzen als ‘nationaal-socialisme’, ‘socialisme’ zonder meer, ‘communisme’, ‘patriotisme’ en ‘democratie’, hoe menschen beweerden en beweren, dat zij één of ander van die verheven idealen willen dienen, doch in werkelijkheid uit haat hun medemenschen en volksgenoten, die het waagden of wagen niet hun gedachten te delen, hebben gemarteld, in gevangenissen of concentratiekampen hebben opgesloten of ter dood gebracht, kan men de afkeer der edeldenkende en menselijk voelende jeugd van alles wat naar politiek zweemt, volkomen begrijpen.
Het is dan ook niet verwonderlijk, dat de jeugd zich buiten de ‘politiek’ wenst te houden, en liefst zou leven in een wereld zonder staten en zonder ‘ismen’. Dit zou echter alleen mogelijk zijn, indien de mens louter een op zichzelf staand, persoonlijk wezen ware. Maar hij is nu eenmaal tevens een sociaal wezen, waarmede niet gezegd is dat hij altijd gezellig is in de omgang.
Ieder mens heeft de anderen - de gemeenschap - nodig om zich te kunnen uitleven; eerst de werkverdeling onder de mensen maakt dat uitleven enigszins mogelijk: slechts doordat de landbouwer voor de voeding zorgt, de tekstielarbeider en de kleermaker voor de kleding, de mijnwerker voor de verwarming en de industriele drijfkracht, is het anderen mogelijk gemaakt de geneeskunde te beoefenen, zich aan de techniek te wijden, op letterkundig gebied werkzaam te zijn of plastische kunstwerken te scheppen. De noodzakelijkheid dezer werkverdeling, die voortspruit uit de natuur van de mens, dwingt hem echter tot samenleving in de gemeenschap en tot organisatie dezer gemeenschap.
Daardoor is de ‘politiek’ (het woord is zooals bekend, overgenomen uit het Grieks ‘politiké’, afgeleid van ‘polis’, d.i. stad) een noodzakelijk uitvloeisel. De politiek is de staatskunst, d.i. de kunst om de gemeenschap van een aantal mensen, genaamd ‘staat’, te organiseren en te leiden ter bereiking van haar doel.
Men kan de politiek beschouwen als theoretische wetenschap en als practische toepassing.
De politieke wetenschap heeft tot taak de bestudering en de bepaling van de juiste middelen die praktisch zullen moeten worden toegepast, ter bereiking van het doel van het leven in gemeenschap, m.a.w. van de staat. Bij het nagaan van de wijze, waarop die middelen worden toegepast, zal dan blijken, dat zij vaak aangewend worden voor doeleinden, die niets te maken hebben met het doel der georganiseerde gemeenschap, d.i. het algemeen