Het organum
In het boek MUSICA ENCHIRIADIS vinden we onder de benaming organum twee voorbeelden van meerstemmige zang.
Het eerste is het z.g. parellel-organum: een liturgisch gezang dat een kwart (vier noten) lager meegezongen werd door een tweede stem. Men behield de kwartafstand gedurende de ganse melodie.
Over het gebruik van die kwartinterval, die in feite weinig welluidend is - al werd het geheel als ‘zeer lieflijk’, ‘vermakelijk’ en ‘edel’ geprezen - werden er vele hypotesen voorop gezet. De ene meent dat die kwartafstand te verklaren is door het verschil in stemhoogte dat er bestaat tussen bas, tenor, alt en sopraan. Dit maakt inderdaad ongeveer vier noten uit. Daar men nu een zelfde melodie op de voor zijn stem meest geschikte toonhoogte zong bekwam men, geheel intuitief, de kwartafstand die achteraf bewust gezocht werd bij het meerstemmig zingen. Andere veronderstellen dat de schuld ervan te wijten is aan de bekrompenheid der toenmalige muziekteoretici, die ijverige volgelingen waren van Pythagoras en Boëtius. De griekse filosoof Pythagoras (6e eeuw vóór Christus) had inderdaad bepaald dat slechts de oktaaf, de kwint en de kwart als consonnanten mochten beschouwd worden. Daar de meerstemmige muziek meestal geïmproviseerd werd in die tijd en de zangers weinig of niets van Pythagoras' teorie zullen geweten hebben, lijkt de eerste veronderstelling de meest aannemelijke.