Het godshuis van Sint-Jan & Sint-Pauwel te Gent, bijgenaamd de Leugemeete
(1902)–Anoniem Het godshuis van Sint-Jan & Sint-Pauwel te Gent, bijgenaamd de Leugemeete– Auteursrecht onbekendOorkonden
[pagina IX]
| |
Inleiding.Den 9 Maart 1316 verklaren de Schepenen der stad Gent, dat vele poorters ‘een huus hebben begonnen stichten an de Waelbrugghe’. Zij geven aan die instelling een officieele bekrachtiging, door de verordeningen van het godshuis als wettelijk te erkennen (blz. 1). Acht jaar later verkrijgen de Voogden een voorloopige toelating om in het Godshuis de mis te laten lezen (blz. 4). Met de nieuwe instelling moet het in den beginne niet al te best zijn gegaan, want in 1333 komen de Voogden weer vóór de Schepenen om een nieuwe bekrachtiging van hunne stichting en van hare standregelen te vragen (blz. 2), en eerst in 1334 wordt de eerste regelmatige kapelaansplaats gesticht (blz. 7). Opmerkenswaardig is het daarbij, dat de officieele aanmoediging nog veertien jaar achterwege blijft. Immners, wij treffen slechts in de Rekeningen van de stad Gent van 15 Augustus 1346 - 15 Augustus 1347 een eerste geschenk van 6 pond payements aan; eerst vanaf 1354-1355 krijgt het Godshuis een aalmoes in vorm van een mand haring (blz. 136), en enkel te beginnen van 1357-1358 een toezending van turf (blz. 137). *** Van den beginne af is het liefdadig werk der weldoe- | |
[pagina X]
| |
ners van de stichting tweeledig: men geeft er huisvesting aan oude vrouwen en voorziet gedeeltelijk in hun levensonderhoud; - men schenkt er nachtverblijf aan arme vreemdelingen. De naam (gods)huis slaat op het eerste, het woord hospitaal op het tweede. Zoo zegt men in 1316 (blz. 1), 1396 (blz. 27), 1437 (blz. 31), 1459 (blz. 28), 1462 (blz. 36) en 1464 (blz. 37) huis alleen, in 1430 (blz. 58), 1469 (blz. 60), 1472 (blz. 61), 1491 (blz. 11) en 1507 (blz. 75) godshuis alleen, in 1324 (blz. 4), 1334 (blz. 7), 1387 (blz. 24), 1464 (blz. 60), 1485 (blz. 70) hospitaal. In 1343 (blz. 20), 1385 (blz. 44), 1388 (blz. 24), 1404 (blz. 46 en 47), 1475 (blz. 40), 1491 (blz. 17) en 1507 (blz. 75) wordt de dubbele liefdadige instelling door den naam godshuis en hospitaal uitgedrukt. De stichting zelf wordt in 1316 (blz. 1) aan den H. Jan den Evangelist gewijd, maar reeds in 1334 (blz. 7) wordt ook de naam van den H. Pauwel er bijgevoegd, welke evenwel veel later nog kortheidshalve wordt weggelaten: zoo in 1464 (blz. 37) Sinte Jans ter Waelbrugghen. De aanduiding van de plaats, ter Waelbrugghen, ter Waelpoorten (blz. 11 en 27), later bij de Brugsche Poort (blz. 6 en 7), ontbreekt bijna nooit, om het Godshuis te onderscheiden van een ander, het Sint-Janshuis aan den Houtbriel of op de Veemarkt. In de XVIIde eeuw kwam een geheel andere naam den voorgaanden in den volksmond vervangen. Ten jare 1606 werd op den toren van de kapel een uurwerk met klok, dus een uurklok geplaatst. Daar ze bijna nooit het juiste uur aanwees, gaf het volk haar weldra den bijnaam Leugemeete (leugenaarster). Zoo vertelt de politiemeester Justo Billet in 1663: ‘Daer zijn oock binnen dese stede zeven publijcque staende orologien, als.....Ende de | |
[pagina XI]
| |
seuenste ende leste horologie is die van St Jan ende Pauwele geseit de leugenmete ande Brugsche poorteGa naar voetnoot(1)’.
***
Godshuis en Hospitaal stonden onder de opperste leiding van de Schepenen van der Keure. Deze gaven volmacht aan Voogden, met het bestuur gelast (blz. 48, 19, 63). De Voogden dragen verschillende namen: provisores in 1324 (blz. 5), gouverneurs ende (of) beleeders in 1333 (blz. 2) en 1400 (blz. 17), proviserers ende (of) beleeders in 1396 (blz. 27), proviserers ende (of) vooghden in 1404 (blz. 46), vooghde ende (of) regierders in 1464 (blz. 60), 1468 (blz. 35 en 39), 1485 (blz. 70) en 1507 (blz. 75), gouvernement hebbende vanden godshuuse in 1469 (blz. 60), toezienders ende (of) besorghers in 1462 (blz. 36), vooghden ende (of) huusmeesters in 1475 (blz. 40), vooghden ende gouverneurs in 1486 (blz. 71) en 1491 (blz. 17), vooghden ende (of) administratuers in 1606 (blz. 83). Ze worden benoemd door de Schepenen van der Keure, vóór wie ze den eed afleggen (blz. 99, 100, 101), en hunne beslissingen in gewichtige gevallen moeten door de Schepenen van der Keure als Oppervoogden worden bekrachtigd (blz. 19, 48, 63). In 1333 zijn er 6 Voogden (blz. 2), in 1371 vindt men er 4 (blz. 18), maar reeds in 1400 treft men er slechts 2 aan (blz. 17), een getal, dat tot het einde der XVIIIde eeuw bestendig blijft. | |
[pagina XII]
| |
In den beginne houdt een der Voogden de rekeningen (blz. 140 en 120), maar in de XVIIde eeuw wordt dit werk toevertrouwd aan een ontvanger, door de Voogden benoemdGa naar voetnoot(1). Het nazicht van de rekening geschiedt eerst jaarlijks, eenige dagen vóór dat der algemeene rekening van de stad. In de XVIde eeuw wordt dit slechts na twee, drie of vier jaar gedaan (blz. 190). Twee Schepenen van der Keure komen daartoe in het Godshuis, en de rekening van ontvangsten en uitgaven wordt luidop gelezen in tegenwoordigheid van de Voogden en de vrouwen in het Godshuis verblijvende. Deze hebben het recht opmerkingen te maken en hunne goed- of afkeuring uit te spreken over het bestuur van het Godshuis (blz. 165).
***
Wij zeiden reeds, dat men in het Sint-Janshuis aan arme pelgrims (blz. 32) of kinderen, dit in den zin van knechten (blz. 154 en idem), nachtverblijf verschafte. Daartoe was een groote slaapkamer op het gelijkvloers ingericht (blz. 13), waar twaalf bedden gedekt waren (blz. 171). In een daartoe bestemde keuken werd door een meid (blz. 12) een avondmaal van soep en boonen gereedgemaakt (blz. 20, 21 en 27) voor de gasten (blz. 32), en daar ook mochten deze zich 's winters aan een turfvuur warmen (blz. 32). Op Sint-Martens- en op Dertienavond verdeelde men onder hen de som van 4 grooten (blz. 12). De gasterij werd tusschen 1534 en 1536 afgeschaft (blz. 170). | |
[pagina XIII]
| |
***
Na 1534-1536 bleef alleen het Godshuis bestaan. Acht vrouwen genoten er een prebende, hun verleend door de weldoeners van het gesticht of hunne afstammelingen of door hen zelven gekocht (blz. 46, 47-48, 80). Slechts één geval is ons bekend, dat een man, en dat nog nevens zijne vrouw en waarschijnlijk alleen daarom, een prebende in het Godshuis kooptGa naar voetnoot(1). Al het goed, dat de acht proveniersters bezaten bij hun intreden, behoorde aan het Godshuis na hunnen dood en ook wanneer zij het verlieten (blz. 1). De vrouwen verdienden gewoonlijk met spinnen, wat hun door het Godshuis voor hun onderhoud niet verschaft werd (blz. 137). Buiten vrije woning, elk in een afzonderlijke kamer, werd aan de proveniersters wekelijks een achtelink (6,70 liter) tarwebrood gegeven; op Kerstavond, Dertienavond, Paschen en Sinksen 2 grooten voor wijn- of drinkgeld, op Sint-Jan den Evangelist 1 groote en op den dag van Sint-Lieven, patroon der stad, 1 groote. Als een provenierster overleed, kregen de vrouwen 6 grooten te verdeelen; trad een nieuwe provenierster in het Godshuis, dan moest ze aan elk der andere 6 grooten geven. Bovendien kreeg elke provenierster te Kerstavond en op Sint-Jansmis 5 schellingen grooten pensioen en te Baafmis 2 schellingen 6 deniers grooten (blz. 11). Op de vier hoogtijden aten ze samen en kregen bij hun maal een kan Rijnschen wijn (blz. 156). Vanaf 1673 werden die verschillende giften in den vorm van geld uitgereikt (blz. 115). Een van de acht proveniersters werd tot meesteres aangesteld, om het dagelijksch bestuur van het Godshuis | |
[pagina XIV]
| |
waar te nemen. Ze waakte op de naleving van den regel des gestichts (blz. 164), zorgde voor het onderhoud van het huis, regelde het werk van de meid en genoot als belooning eenige voordeelen (blz. 12, 116, 126, 12).
***
Het Godshuis van Sint-Jan en Sint-Pauwel heeft, als de andere Godshuizen, de Fransche omwenteling overleefd. In de eerste helft van de XIXe eeuw werd de stichting met andere van dien aard door het Bestuur van de Godshuizen versmolten en al de gebouwen zijn ten jare 1844 openbaar verkocht (blz. 199). | |
[pagina XV]
| |
VerbeteringBlz. 213, 5den regel van onder: De Boute vervangen door De Bonte | |
Bijvoegingen.Blz. 16, onder regel 8: (Archief van de Godshuizen). Blz. 103, onder regel 5: (Archief van de Godshuizen). Blz. 112, onder regel 22: (Archief van de Godshuizen). Blz. 178. Bij het stuk van 1501-2 voegen: Bovenstaande slaat als volgt vermeld in de Rekening van ontvangsten 1501-2, fo 28, van de kerk van Ekkergem: Jtem ontfaen vander ved' van sente janshuus ter waelbrugghe van een alf cruus leteijl VJ grooten van eender calomme IJ schellijnghen ende van eender autine cassijne VIIJ grooten comt IIJ sch. IJ d. (Archief van de kerk). Blz. 205, al onder bijvoegen: In het Archief van het Bisdom. (Série monumentale, carton f no 187) bewaart men: Handt boucxken van vuijtgheuen jeghens den ontfanck van het godtshuijs van Ste Jan ende Ste Pauwels binnen ghent ter causen van den jncoop vande taeruwe mutsaert reparatien ende andere nootsaeckelicke dijnghe ten behoeve van het voornoumde godtshuijs,....(1645-1677). |
|