Het Glossarium Bernense
(1977)–Anoniem Glossarium Bernense– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 121]
| |
Verantwoording bij de translitteratieZonder de volgende tekst nu onmiddellijk diplomatisch te willen noemen, is er toch permanent naar gestreefd, het origineel in de translitteratie zo nauwkeurig mogelijk te volgen. Dat dit lang niet altijd mogelijk was zal niemand verbazen; men denke slechts aan bijv. de verschillende ‘letterkasten’ van thans en van de 13de en 14de eeuw. Alle abbreviaturen die redelijkerwijs zeker zijn, losten wij op (cf. het systeem in de Inleiding). Bij onzekerheid zochten wij naar voluit geschreven parallellen. Dit laatste is niet van gevaar ontbloot. In een zelfde tekst kunnen immers diverse vormen voluit geschreven naast elkaar voorkomen. Bovendien moeten wij bij de lange glossariatraditie voortdurend bedacht zijn op grafieën die komen uit de gebruikte legger enerzijds, en anderzijds geschreven moeten worden op het conto van de compilator. Indien er twijfel bestond aan de oplossing van een afkorting, gaven wij deze onzekerheid weer met cursief op dezelfde wijze als Heeroma in FlorigoutGa naar eind1.1 (dus met de aanvulling van GerbenzonGa naar eind2.2 en Gerritsen in RagiselGa naar eind3.3). Wij schaarden ons bovendien aan de zijde van professor Heeroma waar hij schrijft met het aantal cursieve letters ‘liever te royaal dan te zuinig’ te zijn geweestGa naar eind4.. In het algemeen mag men voor onze translitteratie stellen dat cursief staat voor filologische onzekerheid (beschadigingen in het handschrift e.d. zijn dus ook gecursiveerd weergegeven; conjecturen zijn in de annotaties vermeld). Het onderscheid tussen i, j, y, ij enerzijds en u, v en w anderzijds, hebben wij gehandhaafd, ook al bestaat er paleografisch geen wezenlijk verschil. Moeilijk was in vele gevallen de keuze voor i of j. Indien wij kozen voor j was dat op grond van een relatief lengteverschil in het handschrift. Bij v en w komt het voor dat v correspondeert met de hedendaagse w. Ook verschijnt w met de functie van vv, d.w.z. vu. Dergelijke plaatsen zijn in het voetnotenapparaat onderkend. De nummering (met 5 oplopend) in de marge is van ons, evenals de nummering van de bladen en de lettering van kolommen. Uitgegaan werd van de met potlood aangebrachte foliëring in de codex. De letters na het cijfer boven de kolom geven respectievelijk de verso- of rectozijde van het blad aan en de plaats van de kolom (a is linker, b rechter kolom). In het handschrift staan de interpretamenten onmiddellijk achter het lemma. Voor de overzichtelijkheid brachten wij wit aan tussen beide. Grammaticale siglen losten wij niet op; verwezen wordt daarvoor naar de Inleiding, blz. 17. Wanneer lemma of interpretament gevolgd worden door een * wil dat zeggen, dat een deel ervan of het geheel van commentaar voorzien is, hetgeen onder corresponderend regelnummer teruggevonden kan worden in de afdeling referenties. Niet altijd volgens objectiviteitsnormen te beoordelen waren de woordscheidingen. Te vaak is men niet in staat uit te maken of men te doen heeft met ruimte tussen letters of wit tussen woorden. Bij veel samenstellingen zijn er geen scrupules: car vel alecorf-nassa; bedehusoratorium; brucgordel-lumbare; naseloc-naris; winblat-panpinus etc. kunnen geen aanleiding geven tot discussie, evenmin als de samenstelling in langere glossen. De | |
[pagina 122]
| |
schrijver van B opereert inderdaad zeer economisch: iedere glosse wordt op de breedte van één kolom ondergebracht op één regeltje. Wij vragen ons hierbij zelfs af of hij niet een of ander model heeft willen navolgen dat misschien met meer abbreviaturen heeft gewerkt, en dan volstond de ruimte. Maar dit is slechts een hypothese. Langere glossen, zonder probleem, zijn bijv.: enwegdraginge-delatio; enwegwerpinge-deiectio; geroffelsnagelgariofilium; kinnebacke-mandibula; wretlekedon-debacari; wretlekedun-deseujre, enz. Er kan evenmin verschil van mening ontstaan indien tussen de elementen duidelijk een spatie ligt; in de voorbeelden die volgen, wordt die open ruimte door // aangeduid: rendes// strote-palar; smal// sat-cicer; swins// cot-ara; ut// rupen-evocare; ut// rupinge-evocatio; ut// vligen-evolare; ut// uoeren-evehere, enz. Maar de kleinere spatie tussen elementen die bijna aan elkaar geschreven zijn, zijn problematisch. Voorbeelden uit het hs., die hier met / worden verduidelijkt, zijn: ambagt/hus-officina; golt/ smet-aurifex; nagt/sanc-nocticinium; roec/gat-fumarium; schep/ hure-naulum; schep/ man-nauta; schep/ breginge-naufragium, enz. Men kan voor de gevallen met / of met // voorzeker schrijftechnische verklaringen aanvoeren, bijv. het ontstaan van een pauze wanneer de inktpot moest worden gebruikt, wanneer het model nader moest worden gelezen, wanneer het gedicteerde woord moest worden herhaald, m.a.w.: iedere keer dat de schrijfgang onderbroken werd, bestond de kans dat ook de elementen gescheiden werden. Een tweede motief ‘tot scheiding’ is er één van pedagogische aard: de schrijver kan door isoleren van de elementen de Latijnse samenstelling willen verklaren. Pro memoria: buiten bespreking wordt gelaten de eventuele slordigheid van de schrijver of, wat men hem niet euvel kan duiden, het niet aanduiden van het accent (anders wist men met zekerheid of het nu ging om smál sat of om smalsát e.d.). En boven al, het scheiden van de elementen speelde niet de rol van later; de context leerde wel in welke mate de delen samenhoorden: aaneen schrijven is slechts conventie. Ten tweede zijn er de afkortingen binnen het woord, zoals bijv. in gud tir-benignus: een begrip dat als één woord wordt opgevat en geschreven. Maar er is een spatie, het haakje staat er boven. Dergelijke gevallen komen meer voor en kunnen aanleiding geven tot een nog steviger opvatting van het niet aan elkaar schrijven, ook elders. En ten derde kan er twijfel bestaan over het al dan niet als één woord schrijven door het feit dat een element eindigt op een sierstreepje (bij e, n) dat tot het volgend element kan reiken. In feite is er in zo'n geval materiële scheiding, maar daar het om één woord gaat, leest en drukt men het ook zo. Conclusie: men kan het systeem van de schuine streepjes in een opsomming van duizenden woorden moeilijk volhouden; waartoe dient het trouwens, zouden sommigen zich afvragen. Dus werden contactcomposita, duidelijk één woord of door slechts een paar mm gescheiden, ook als één woord genoteerd; de andere, met grotere spatie, blijven als in het hs. uiteen geschreven. Om het onderzoek van de Middelnederlandse woordenschat zo optimaal mogelijk te dienen, werden samenstellingen, samenkoppelingen en afleidingen tijdens de translitteratie van een code voorzien om te voorkomen dat, zoals bijvoorbeeld in het Corpus-Gysseling, de samenstellende delen van vooral samenstellingen in de index een zelfstandig leven zouden gaan leiden. |
|