Het Glossarium Bernense
(1977)–Anoniem Glossarium Bernense– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 7]
| |
Woord voorafHet is opvallend, hoe gering de belangstelling voor de handschriftelijk bewaarde Dietse ‘glossaria’ geweest is, zelfs na het werk van F. Buitenrust Hettema (1889 en 1914). In hun Middelnederlandsch Woordenboek hebben Verwijs en Verdam er wel ettelijke opgenomen die gedrukt waren, maar zij werden niet meer gecontroleerd. Anderzijds stamden de excerpten uit onvolledige tekstuitgaven. Er moet trouwens op een identieke onverschilligheid gewezen worden, waar het ging om het uitgeven en bewerken van de oudste ‘glossaria-drukken’. De oogst werd op een willekeurige manier ontgonnen en naar persoonlijke opvattingen uitgegeven. Typische voorbeelden hierbij zijn de selecties van H. Hoffmann von Fallersleben [1845] en Het Nederduitsch glossarium van Bern [1889] door F. Buitenrust Hettema die het Diets vooropzette in plaats van de originele volgorde Latijn - Diets af te drukken. Op één uitzondering na, die zo dadelijk aan de beurt komt, was de toestand tot voor kort pessimistisch: de diplomatische uitgave ontbrak en vandaar dat ook met het systematisch valoriseren niet begonnen kon worden. Misschien is dit de oorzaak van het feit dat de Middelnederlandse lexicografie glossaria zo weinig, of helemaal niet gebruikt: er was geen zekerheid in verband met ouderdom van het hs., met het probleem van de bron of de compilatie, met de vraagtekens ten slotte in verband met het dialect en de lokalisering. E. Rooth, de uitstekende kenner van de middeleeuwse tweetalige glossaria, bewijst dat de glossen een beter lot verdienen. Hij schrijft: ‘Rätselhafter (dan J. Franck en A. van Loey die de glossariumbron in hun spraakkunst buiten beschouwing laten) ist es, dass Verdam und Verwijs für ihr grosses mittelniederländisches Wörterbuch das Berner Glossar nicht vollständig ausgenutzt haben’ (1960-1962:7). En nochtans waren er de laatste jaren steeds meer aanwijzingen voor het feit dat de ‘glossaria’ eindelijk rechtmatige aanspraken op hun erkenning konden laten gelden. Wie glossenmateriaal ter beschikking van de vorsers stelt, moet dus dankbaar herinneren aan het werk van de voorgangers. Dit is op het Nederlands taalgebied in de eerste plaats waar voor geleerden als Bellaard [1904], Verdeyen [1944] of Heeroma [1944], al steunden zij op gedrukte bronnen; daarenboven zijn er recenter uitgaven: de buitengewoon boeiende bijdragen, voor het Nederlands of het Duits taalgebied van G. de Smet en G. Powitz [1963]. Bij de breed opgezette studie van K. Grubmüller [1967] over de Ex quo verwacht men nu nog de tekstuitgave. Sedert korte tijd beschikt men over het prachtig werk van F. Claes [1970] en zelfs indien al deze studies zich hoofdzakelijk, behalve dan die van Powitz en Grubmüller, met gedrukte glossaria bezighouden, is hun verdienste toch uitermate groot, omdat zij op een bepaald ogenblik (hopelijk) definitief de aansluiting bij de handschriftelijke traditie mogelijk kunnen maken. Overigens hebben zij ook een groot methodologisch belang. In 1970 - en dat is dan de grote ommekeer - is men in Nederland overgegaan tot een definitieve stap: onder impuls van de initiator, dr. F. de Tollenaere en met medewerking van dr. F. Claes en van dr. P. van Sterkenburg, werd het aanvankelijk plan om 16de-eeuwse woordenboeken opnieuw uit te geven verruimd en de gestichte reeks Monumenta Lexicographica Neerlandica zal nu bestaan uit drie reeksen. Series I bevat woordenboeken van vóór 1500, Series II die na 1500 en Series III belangrijke | |
[pagina 8]
| |
lexicografische studies. Nadat in 1972 in de Series II de Thesaurus theutonicae linguaeGa naar eind1., het Dictionarium tetraglottonGa naar eind2. en Kiliaans EtymologicumGa naar eind3. verschenen waren, werd de uitgave van Series I in 1973 ingezet door P.G.J. van Sterkenburg met Het Glossarium HarlemenseGa naar eind4. (circa 1440). In 1975 verscheen deel I in de Series III, t.w. Het Glossarium Harlemense. Een lexicologische bijdrage tot de studie van de Middelnederlandse lexicografieGa naar eind5., eveneens van Van Sterkenburg. Pro memoria wordt ten slotte herinnerd aan het feit dat de door L. de Man opgezette serie Lexicographica (cf. De Man 1964) vanzelfsprekend ophoudt te bestaan, nu de Stichting Instituut voor Nederlandse Lexicologie het centrum voor alle Nederlands glossariumwerk is geworden.
De verantwoordelijkheid voor de afzonderlijke tekstgedeelten is als volgt geweest. De inleiding en de translitteratie zijn het werk van beide auteurs. Het commentaar bij de transcriptie is geheel van de hand van L. de Man, terwijl de tweede auteur verantwoordelijk was voor de automatische verwerking van het basisbestand tot de twee afgedrukte indices. Nu het ons na vijf jaar gelukt is dit belangrijke Vroegmiddelnederlandse tweetalige Latijns-Limburgse woordenboekje, dat destijds al door Buitenrust Hettema als een juweel gekoesterd is, te bezorgen, is een woord van dank aan allen die hun medewerking verleenden, op zijn plaats. Wij denken hier aan dr. Chr. von Steiger, Bibliothekar der Bürgerbibliothek te Bern, en de bibliotheekcommissie van dezelfde bibliotheek die ons niet alleen gastvrijheid verleenden bij het ter plaatse bestuderen van de codex maar die er ook in toestemden dat de codex uitgeleend werd aan het Algemeen Rijksarchief in 's-Gravenhage waar door bemiddeling van dr. J. Fox, de rijksarchivaris, de eerste foto's van het handschrift gemaakt werden onder ultra-violette belichting, aan dr. F. de Tollenaere, die het onderzoek stimuleerde en kritisch begeleidde en aan Herman Kleibrink die ons opnieuw aan zich verplichtte door zijn moeite aan de facsimile's besteed. De zorg voor de codering van de translitteratie met het oog op machinale verwerking werd gedragen door mevrouw Rus-Boonekamp die ook de verponsing van de tekst voor haar rekening nam. Voor het corrigeren van de translitteratie en inleiding staan wij in het krijt bij dr. A.J. Persijn, drs. J.Ph. van Oostrom, Ernst Pommerel, J.W. Smits en Anneke van Schie. Het draaiboek voor de ponskamer werd zorgvuldig begeleid en uitgevoerd door Margreet Oudenes. Mevrouw A. Vennix-van Kampen verzorgde o.l.v. H.T. Wong de automatiseringsprogramma's; laatstgenoemde droeg tevens de verantwoording voor de bouw van de interface tussen Thesaurus in Leiden en loonzetterij Lumo-zet in Eindhoven. Het Glossarium Bernense in aansluiting bij de stad waarnaar het genoemd is, een open deur te noemen voor de hele middeleeuwse Europese lexicografie, klinkt al te theatraal. In dit verband gewagen van de trouwe hulp van de echtgenotes van de beide auteurs via wier werk het mogelijk werd dieper door te dringen tot de kern van Bernense, is evenwel meer dan een dankbare constatering. Zij hebben als engelen immers geen deuren, maar | |
[pagina 9]
| |
poorten naar onderzoek in ‘het middelpunt van Europa’, zoals Wilhelm von Hausenstein in zijn Besinnliche Wanderfahrten Bern noemt, opengezet.
Brussel-Leiden, 9 februari 1976 L. de Man P. van Sterkenburg |
|