sultaten die gisteren baanbrekend leken? Wie herinnert zich nog de vortextheorie die honderdvijftig jaar geleden in Groot-Brittannië furore maakte als ‘theorie van alles’? Waar is het pomeron gebleven?
Als universiteitsbestuurder deed ik het nog anders. Ik zou de miljoenensubsidies turven die ‘mijn’ wetenschappers waren toegevallen - uit Europa, uit Nederland of uit allebei, zoals dat meestal gaat. Fijntjes zou ik er verder op wijzen dat deze of gene zijn werk uitstekend aan de man brengt bij het grote publiek en zelfs ‘de voorpagina van de New York Times’ heeft gehaald.
Maar ja, ik ben wetenschapsjournalist, en hoe moet die kiezen uit onderzoek dat vaak zo traag en grillig lijkt te verlopen? Afgaan op gedegen Nobelpenningen? Nee, dan liever: een nachtje erover slapen - in lijn met recent wetenschappelijk inzicht dat het onbewuste dan het beste besluit neemt.
Zo belandde ik een paar weken later in de kamer van quantumfysicus Dirk Bouwmeester, hoog in een flat van de Universiteit Leiden. Een kleine ruimte, veel ramen en meer dan kaal - ‘ik ben vaak in Californië,’ licht Bouwmeester toe. Als hoogleraar verdeelt hij zijn tijd tussen de universiteit van Californië in Santa Barbara en die van Leiden.
Verzorgd gekleed en bedachtzaam formulerend, relativeert Bouwmeester direct het idee dat de natuurwetenschap traag voortschrijdt. ‘Dat lijkt misschien zo in de loop van één mensenleven. Maar kijk hoe het leven op aarde zich ontwikkelde: dat kostte een paar miljard jaar, en menselijk leven ontstond pas in de laatste vier miljoen jaar daarvan. Een periode van honderdvijftig jaar verhoudt zich tot zo'n tijdspanne als krap een seconde tot een jaar. Maar in die seconde vond in de wetenschap een explosie plaats.’
Interessant genoeg leven wij ermiddenin, in die explosieve periode waarin mensen gemiddeld ouder worden dan ooit, mobieler zijn dan ooit en meer informatie uitwisselen dan ooit. Waarin wetenschappers achterhaald hebben hoe oud de kosmos (hoogstwaarschijnlijk) is, en uit welke bouwsteentjes (hoogstwaarschijnlijk) alle ons omringende materie bestaat.
In plaats van als een slome slak schiet de wetenschap zo bezien met grote sprinkhaansprongen vooruit. En dat heeft een onvermijdelijk bijeffect: het is lang niet altijd duidelijk waar het onderzoek na zo'n sprong is beland.
De quantummechanica en de relativiteitstheorie illustreren dat, zegt Bouwmeester. Ze hebben een enorme verandering in ons denken teweeggebracht. (En voor de beleidsmakers: ook gps-systemen, kernenergie en atoombommen, de chips in computers en mobiele te-