juist: ‘De mensen handelen, zoals zij handelen. De economie vertrekt niet van de mensen zoals zij behoren te zijn, maar zoals zij zijn.’ Het onderscheiden van waarde- en zijnsoordelen behoorde tot het vertrouwde instrumentarium van docenten en studenten uit die jaren. Onder die omstandigheden is het aanwijzen van een creatieve econoom geen lastige opgave.
Naast een terugblik in de tijd is een vergezicht in de ruimte verhelderend. Hoe verhouden zich de thema's waarmee de Nederlandse economen van nu zich bezighouden tot de internationale ontwikkeling van de economische wetenschap? Kort duid ik een viertal onderwerpen aan waaraan Nederlandse economen vrijwel geen bijdragen hebben geleverd. Deze vier gebieden hebben alle een fundamenteeltheoretisch karakter. De geschiedenis van de beoefening van de economische wetenschap in Nederland leert, dat Nederlandse economen sterker zijn in het toepassen van elders verworven theoretische inzichten dan in het ontwikkelen daarvan. Een belangrijke uitzondering op deze observatie is Jan Tinbergen, die niet als econoom doch als natuurkundige in Leiden is opgeleid.
De theorie van het algemeen evenwicht in een economisch systeem, waarin de samenhang van alle markten wordt vastgelegd, is een belangrijke hoeksteen van de economische theorie. Deze theorie behandelt het bestaan, de eenduidigheid en de stabiliteit van een stelsel prijzen dat evenwicht op alle denkbare huidige en toekomstige markten bewerkstelligt. Voor het tot stand brengen en verfijnen van een theorie van algemeen evenwicht zijn verscheidene Nobelprijzen verleend, vooral aan Amerikanen.
Sinds de jaren zeventig heeft de speltheorie, waarvan de grondslagen al eerder zijn gelegd, in de economie een enorme vlucht genomen. Doorbraken zijn van de hand van Amerikanen, Duitsers en Israëliërs, die allen voor hun werk een Nobelprijs hebben ontvangen. In Nederland is sprake van een enkele beoefenaar, maar de afstand tot het wereldtoneel is in de loop van de jaren eerder groter dan kleiner geworden.
Het besef dat marktpartijen en andere deelnemers aan het economisch proces niet over volledige doch over gebrekkige en onvolledige kennis beschikken omtrent de wederzijdse condities van economische transacties, is weliswaar langzaam maar toch beslissend doorgedrongen. De analyse van de asymmetrische en onvolledige informatie is niet meer weg te denken uit de economische theorie. Een vijftal Nobelprijzen is hieraan gewijd. Vooral Amerikanen, zoals Stigler en Stiglitz. Verscheidene Nederlandse economen zijn op de hoogte van de theoretische denkbeelden, zij kunnen deze ook met vrucht toepassen,