De Gids. Jaargang 174(2011)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 624] [p. 624] Astrid Lampe waar we ook strandden de seizoenen openden zich als kapitale doorzonpanden noem het waanzin een goede fik is de hel nog niet noem het pyromanie al wacht ons de lik we staken elkaar aan noem het liefde je keert geen brand met een gat in de hand waardoor de zomer glipt dan huisarrest een tropenjaar mijn hart aan je cellenblok verpand noem het ongeneeslijk we staken elkaar aan steeds vuriger steeds vaker met hijgend de fatale ziekte in de nek zonder gehoord te worden je noemde het dodencel de echte hel het wapen van de scherpe rede op een gevangenismuur breken de cel tot in je cellen delen met het kwaadaardige dat zich in stilte kloont [pagina 625] [p. 625] volkomen hersenloos een piramidespel hoe crimineel ook wij waren peanuts met een kloppend hart de kleine jongens gauwdiefjes op water en brood gezet alle pionnen op de liefde zo sta je buiten speculeren had al net zomin zin als iets dat niet maalt om een doodvonnis doodzwijgen de ziekte of jij of allebei steeds al onze pionnen op de liefde [pagina 626] [p. 626] je huis een matroesjka we krimpen mee we schalen op de mantelzorg al wat nieuwsgierig maakt goedlachs van voorschoot wisselt strak in de lak van lucht en licht de ziel van je sterfhuis van groot gewicht gedoe met glans trap op trap af voor je zwicht drukt het zwaar en met alle geweld op de punt van één marterhaar al wat nieuwsgierig maakt stond naakt model het samen uitpakken op de tast het blind uittekenen (de mierenstraat het wuivend riet) en waar het aan zoomfunctie ontbrak loepzuiver het gehoor - meersporenband de roltongvaren van het binnenoor zo mooi gezegd een tijdpad ja je huis zo'n hol we gaan niet dood al waar we thuis in zijn ik haal je aan de lat weer hoog ik haal je aan een eitje! kon de krimp strenger het kruipruim enger, matroesjka dook zijn ziel niet al ootmoedig genoeg ijlend en wel onder de kloppende fontanel van je binnenste babybaboesjka [pagina 627] [p. 627] waar we ook stranden de seizoenen openen zich als kapitale doorzonpanden zonder het huisjesmelken af te leren deel ik de keet nu met een rotsformatie en je schokt me alsnog de lichtwerken die uit de kadrering van je dakraam klapten [pagina 628] [p. 628] een foto van de sloop kan me rustig maken jouw foto van de sloop die zenuwslopend was isoleert me van de rokershoek laat de bloei in je raam met de deuren slaan met open armen dit schuil hoekje de uithoek de arm van een hoogwerker die zich kranig verplaatst hijst me op uit de rokershoek op ons - op de pup na geen hond hier met bed met papegaai en al smokkel je me buiten ons buiten met de meeste heenkomens verreweg Vorige Volgende