| |
| |
| |
Eugenijus Ališanka
Godsbeen
een vader stierf liet geen testament na zijn zoon droeg het lichaam de
berg op naar de ruïne van een molen bleef daar wachten op een teken
drie dagen drie nachten de hemel beloofde storm toen werd het stil en
goud scheidde zich af van zilver zilver van koper wouwen honden en
ratten verdeelden koperen munten het zilver werd verteerd door het
zuur van de zon het goud stak de zoon in een door zijn moeder gewe-
ven lijnwaden zak en zo ging hij naar vilnius een middelbare man die
de deuren langsging op zoek naar geluk maar zonder het te vinden hij
toonde zijn vaders goud aan juweliers en stielmannen rijke joden en
souteneurs een van hen kocht een scheenbeen voor een fluit een ande-
re vingerkoten voor een armband een derde tikte een heupbeen op de
kop voor het huwelijk van zijn dochter een vierde kocht alles zonder
te zeggen waarvoor alleen de schedel bleef over in de koude nacht rol-
de hij zich op vulde de oogkassen met kranten en als een kind in de
schoot sliep hij droomloos en ik kocht een bot maar ik weet niet hoe
het heet ik niet en ook mijn zoon niet hij zegt een godsbeen
| |
| |
| |
De herfst van Epicuros
ik mag niet klagen, het ontbrak me niet aan plezier, misschien wat te
weinig vrouwen, wat te veel filosofie, maar betreuren mag ik dat niet,
filosofie heeft mij meer kinderen geschonken, ik herken ze zo, al zie ik
ze zelden, maar zo is de natuur, nu ben ik meestal alleen, vraag me niet
wat er nog van mijn lijf overblijft, hoeveel per dag ik rook of wat voor
straf spul ik achteroversla, verder nog steeds boeken, steeds monoto-
ner, bij voorkeur met velijnen omslagen, net als de vrouwen, ik herin-
ner mij toen ik nog jong was hoe elk van hen de enige was in mijn le-
ven en ik ze helemaal verslond, nu zijn ze allemaal zoals die herderin-
netjes in het olympisch stadion, graatmager, inhoud zonder vorm,
niets om het lijf, zuivere fysica, de scherpe geur van de aristoteliaanse
school, geen plezier, ooit hield ik een dagboek bij van mijn dagelijkse
avonturen, nu slechts herinneringen, ach, dat is ook fijn, verhalen ver-
tellen, vooral verzonnen, heel mijn leven heb ik tegen mijzelf gelogen,
nu ik alleen ben mag ik ook tegen de anderen liegen
| |
| |
| |
Curriculum vitae
ben een gediplomeerd melancholicus
heb heel mijn leven als dagloner gewerkt
met vooral veel ervaring als zakkenroller
even werkte ik als misdienaar bij een god
en als doodgraver bij een andere
momenteel ben ik seizoenschrijver
leef alleen met vrouw en zoon
heb meer boeken uitgegeven dan geschreven
diende tientallen aanvragen
verzoeken en kandidaturen in
legde dit jaar meerdere verklaringen af
aan de verkeerspolitie werd onderscheiden met
de prijs van het ministerie van cultuur
winnaar van de spoorwegmarathon
zoek werk in overeenstemming met mijn specialisatie
voor een salaris van een fluitje
| |
| |
| |
Reis langs Michaël
de onrust die opkomt voor een reis, het gevoel van de laatste dag dat je
iets doet dat je niet zou moeten doen, dat je iets bent vergeten, geen
tandenborstel, geen pas, maar iets veel belangrijkers dat je niet in je
bagage kan stoppen, misschien wel je hele voorbije leven, want wat is
een reis anders dan de belofte van een nieuw leven, la vita nuova, de
eschatologische koers naar het paradijs, waar je nog helemaal niet
heen wil, zelfs niet met een retourticket, aangezien je maar al te goed
weet dat je er niet altijd van terugkomt, en soms is de terugkeer weer
een andere reis, helemaal niet naar dezelfde plaats, een eindeloze aan-
eenschakeling van incarnaties, maar wat je uit vrije wil doet ligt niet in
jouw macht, verdorie, hier toch geen theologische specula, je specu-
leert al genoeg in je leven, verkoopt een beetje duurder dan je koopt,
verzuipt je hele voorschot vlak voor je reis om die onrust kwijt te ra-
ken die plots uit zichzelf verdwijnt zodra je in het vliegtuig je plaats
inneemt of het stuur vastpakt
in dit geval het stuur, de weg ken je alleen tot in suwalki, daarna langs
met vrachtwagens bezaaide wegen tot aan de grens van duitsland,
stortregen, dooiwater, begin februari, de ruitenwissers hypnotiseren
je en brengen je in een reistrance, op jouw plaats zou iemand anders
kunnen zitten, en je bent ook iemand anders, je herinnert je niets
meer, in de spiegel zie je niet jezelf, maar iemand anders, waarmee het
aangenaam samenzijn is, een gevoel dat nog toeneemt met het in-
drukken van de gaspedaal, het tweelitervagevuur van de eenzaat zon-
der belofte van een orgasme
en zij die de smaak van aanrakingen kenden, voelen tot dan pijn in
hun botten, zij die ze niet meer voelen, zijn al in een andere richting
gaan bewegen, omlaag of omhoog reizen is gemakkelijker, de helft van
het lichaam lost en stijgt samen met de rook van kleine dorpjes op, de
ziel wacht alleen maar volgens de theologische specula, terwijl de an-
dere helft nog over de aarde zwerft, hop daar is weer een hobbel, wei-
nig bloemen langs de weg in dit land, maar wel een verkeersbord,
czarny punkt, waar er nog meer de smaak van aanrakingen hebben er-
varen, maar hier wordt maar zelden op verkeersborden gelet, en ook
jij vliegt met honderd per uur door het dorp, dit is polen, zeg je, een
katholiek land, iedereen heeft er een aflaat voor burgerlijke aanspra-
kelijkheid
| |
| |
de remmen piepen, tijd voor een overnachting, ergens voorbij
poznan, net voorbij het kruispunt met de verkeerslichten ben je een
herberg voorbijgereden, je rijdt achteruit, een man van middelbare
leeftijd opent voorzichtig de deur, op het eerste gezicht zou hij een
pastoor kunnen zijn, zoals hij wacht, vraagt om binnen te komen, een
stenen huis langs de weg, in de tuin een mariabeeldje onder een appel-
of perenboom, in februari is dat verschil niet zo duidelijk, het is nog
donker, het lijkt alsof hij echt wacht, hij gaat aan tafel zitten, hij zegt ik
heb zo'n honderd hectaren grond, zegt de landbouw zal erop achter-
uitgaan in europa, maar nu is plattelandstoerisme in, dus heb ik mijn
huis aangepast, alleen komen er hier helemaal geen toeristen, alleen
zo iemand als jij, die hebben geen attracties nodig, ze overnachten en
reizen weer verder, dus ben ik met nog een zaak begonnen, als er een
ongeval is kom ik eraan gesneld met mijn materiaal, een goede zaak,
maar vorig jaar waren er op het dichtstbijzijnde kruispunt in een half
jaar tijd wel zes dodelijke ongevallen, die zaak liep goed, maar toen
hebben ze een verkeerslicht geplaatst, en toen was het gedaan, hij
zinkt weg in gedachten, spijtig voor die mensen, maar die zaak liep
goed, je zit en wacht
| |
| |
| |
Scenario
plaats: een metropool met toekomst
eerste scène: een café in de vroege ochtend
personages: een cafébaas die zich heeft verslapen
eerste handeling: een jongeman drinkt koffie
en leest de ondergang van het avondland in het origineel
hij betaalt gaat weg laat het boek op de tafel liggen
tweede scène: hetzelfde café in de loop van de dag
personages: een levendige cafébaas
en bedienden aan hun lunch
tweede handeling: de bedienden bespreken druk
de koers van de euro en doorbladeren kranten
derde scène: het café's avonds
personages: een vermoeide cafébaas
en de na hun werkdag binnenstromende buurtbewoners
derde handeling: de buurtbewoners drinken bier
een lawaaierige televisie
vierde scène: het café bij sluitingstijd
vierde handeling: de cafébaas leest
de ondergang van het avondland
| |
| |
| |
Braingame
Vroeger was de toekomst beter
Karl Valentin
(stand boekenbeurs Hannover 2000)
winnen wordt alsmaar moeilijker ik moet me ontspannen
zitten als li po met opgetrokken knieën
niets denken niets doden niets begeren
de zege komt vanzelf de bal rolt langzaam
de hemelgoal in rustig open ik mijn ogen mijn toekomst
is al daar ik benijd je botticelli voor je venera
ze won de griekse missverkiezingen en werd monroe's
overgrootmoeder en jou benijd ik immanuel kant
je vormen van de zuivere rede even perfect
als de borst van een madonna en ook jou benijd ik einstein
zoals je vreugde groeit terwijl je verliest bemint terwijl je haat
en jou adorno omdat je een toekomst vond na de holocaust
en jou vader zo zoet slapend na een jeugd in de
sneeuwstormen van kola met aan je hoofd gevroren haren
mijn toekomst is al hier het hologram van een gedicht
bij valavond in een junilandschap
het lichaam beweegt ritmisch als minnaars
als een trein die eerst traag dan steeds sneller rijdt
niets denken de zege is daar
|
|