‘Mensen moeten niet denken dat je te graag wilt, dat je iets van ze moet, dat schrikt af. Ze moeten weten dat je er bent, je moet ze aan je laten ruiken. En dan wegwezen,’ had Tine gezegd. Tine had er een cursus voor gevolgd, ‘Kunst met een C’, om kunstenaars commercieel te leren denken.
Het kaartje kon je langs een voorgedrukte stippellijn doormidden vouwen. Bij elkaar vormden de driehonderd kaartjes een huis. Een kaartenhuis waarvan iedereen die ze zou ontmoeten een deel zou bezitten.
Bianca dacht dat het iets betekende.
*
‘Wacht maar even,’ zei haar vader, die ze Clemens moest noemen sinds hij een vriendin had.
Bianca had hem vroeger nooit Clemens genoemd.
‘Clee-mens,’ probeerde ze. Het klonk als de naam van iemand die ze niet kende.
Dat was vermoedelijk ook de bedoeling.
De gymschoenen die hij droeg waren belachelijk. Hoge basketbalschoenen met reflectors op de neus. Zou hij die hebben gekregen van zijn vriendin? Of zelf hebben gekocht, voor een jeugdige uitstraling?
‘Vroeger vond je het vreselijk als mensen hun ouders bij de voornaam noemden.’
Haar vader staarde naar een uitgebarsten vulkaan van proppen papier onder de tafel. Er stond een grote kartonnen doos naast hem.
‘Weet je nog, dat je vond dat we u moesten zeggen tegen mensen die we niet kenden? Nu ben je beledigd als iemand u tegen je zegt.’
Ze had het gezegd. Ze had iéts gezegd.
‘Hadden we het daarover?’
‘Ik moest er opeens aan denken.’
‘Ik heb een fatsoenlijk koffiezetapparaat voor je meegenomen,’ zei Clemens terwijl hij met een enorme klap een espressotoren op Bianca's bureau deed landen. Hier kun je tenminste koffie mee zetten, zei hij terwijl hij het apparaat uit zijn verpakking haalde.
Bianca zag hoe de helft van haar bureau, dat ook dienstdeed als eettafel, in beslag werd genomen door het geschenk. Het leek op een moderne Italiaanse villa in een nieuwbouwwijk. Te groot voor zijn omgeving. Met pilaren waar er geen ondersteuning nodig was en een overkapping boven een poreuze veranda waar een vijver aan gelekte koffie in kon worden opgevangen.