Er werd een blok ijs voor hen neergezet dat een zure cocktail bevatte waarover zout gestrooid werd uit de Himalaya. Daarnaast olijven gevuld met olijvensap, dat tussen je tanden uit elkaar spatte. Achter glas het uitzicht op zee.
Toen twee zwarte juwelendoosjes met daarin zilveren draden, eveneens gemaakt van olijfolie.
Gevlochten wortelchips verbonden door citroen, gember en drop.
Kersen met yoghurtpoeder.
Gekruide meloen.
Marshmellows van Parmezaanse kaas.
Chocoladekoekjes met zoute vulling op een metalen doek.
Een wolk van popcorn die implodeerde bij het eerste contact met de mond en niets achterliet behalve, als een geest, die smaak van verlaten bioscopen.
Ergens tussen de plank met saffraanzeewier en oestersaus, de kaviaar van meloen in blik en het plastic zakje met miniatuurkomkommers, amandelen en bloemblaadjes was hij opgehouden met schrijven. Het aantekenboekje dat speciaal was meegebracht voor het vastleggen van de onvergetelijke ervaring had hij al na twee of drie gerechten van zijn knie naar het tafellaken verlegd. Het scheen niemand te verbazen dat er notities werden gemaakt. Aan de tafels om hen heen werd zelfs druk gefotografeerd. Maar al snel constateerde hij dat met het noemen van de ingrediënten ook alles gezegd leek. Smaak, gevoel en aanzicht waren vakkundig losgemaakt van elkaar - en hij wist geen termen te bedenken die ze weer konden verbinden. Het kwam ook door het hoge tempo waarin de borden, dozen, reageerbuizen, kommen en pakketjes elkaar opvolgden, steeds vergezeld van een vriendelijke doch dwingende instructie over de manier en de volgorde waarin de verschillende onderdelen naar de mond moesten worden gebracht.
Zonder bestek doorgaans. Pinda-ijs met sneeuw. Schuim van slakken en krabben. Kip met makreel. Mastiek van honing. Hij kon net zo goed een menukaart overschrijven met daarachter ‘raar’ of ‘interessant’. Onmacht. Dat was wat hij voelde. Alsof het eten geen ervaring maar een voorstelling was, iets waar hij feitelijk buiten stond.
Hij probeerde haar commentaar te ontlokken. Zij was opmerkelijk stil. Niet alleen voor haar doen. Een glazige blik was zijn deel toen hij vroeg of ze genoot. Ja. Nee. Het was haar idee geweest. En nu? Nu alles in stukken uit elkaar lag? Nu wilde zij naar huis. De chocolade in de vorm van een koraal, geserveerd op een ruwe steen en bedekt met zuur frambozenpoeder was nog niet weggehaald of ze wilde weg. Geen digestief meer op het terras en geen vriendelijk nagesprek meer met de kookkunstenaar. Weg. Terug. Hij betaalde.