Dirk van Weelden
Notuul
De man is een grote geparfumeerde heer met glimmende schoenen. Hij zit kaarsrecht op een stoel op het terras van de volkstuin. Sally Bentheim is achter in de vijftig. Opgestoken grijs haar en heldere blauwe ogen. Ze schenkt hem nog een kop jasmijnthee in. Het gezicht van de man staat bedrukt alsof hij voortdurend zijn adem moet inhouden.
‘Wat een vreselijk verhaal, meneer Gijsels. Ik weet niet goed wat ik erop moet zeggen. Waarom komt u mij dat vertellen, als ik vragen mag?’
Ze biedt hem een roombotersprits aan.
‘Nee, dank u, dit warme weer slaat altijd op mijn maag.’
De grens van Sally Bentheims beleefdheid is bereikt. De man heeft niet één keer geglimlacht, niets over haar prachtige tuin gezegd en een deprimerend verhaal opgelepeld over zijn moeder, die, toen hij een jongen van negen was, geestelijke problemen kreeg en is weggelopen. Vijftig jaar geleden. Het kost Gijsels enorme moeite om te spreken. Hij lijkt een man op de rand van een afgrond.
‘Mij werden twee maanden geleden papieren opgestuurd uit de nalatenschap van ene Frans Leits. Daar zaten brieven bij van mijn moeder.’
Gijsels zucht.
‘Frans Leits had een tuin hiernaast, maar meneer Gijsels, maakt u er alstublieft geen quiz van. Ik wil nog boontjes plukken voordat de zon achter in de tuin komt.’
Gijsels kijkt nu met gefronste wenkbrauwen in zijn thee.
‘Die brieven zijn aan uw vader gericht, Oscar Bentheim. Liefdesbrieven, ze was in haar manische toestand smoorverliefd op hem geworden. Ze zagen elkaar in het geheim hier op zijn volkstuin.’
De steek in haar buik verbergt ze goed.
‘Ik heb nooit iets gehoord over mijn vader en een mevrouw Gijsels uit Haarlem.’