wetenschap zich bezig met de feiten, met dat wat waar is, en de literatuur met verzonnen verhalen die per definitie niet waar of onwaar zijn.
Er is veel te zeggen voor deze opvatting. Zo kun je erop wijzen dat Herman Franke door over te stappen van de wetenschap naar de literatuur van het domein van de feiten naar dat van de fictie is gegaan. Die stap vooronderstelt dat er feitelijke waarheden zijn waar de wetenschap naar op zoek is en dus dat de uitspraak ‘iedereen heeft zijn eigen waarheid’ niet waar kan zijn.
Een tweede argument voor de opvatting is dat Franke zelf in krachtige bewoordingen realistische literatuur afwijst. Maar hoe kan hij realisme onderscheiden van andere vormen van literatuur, als iedereen toch zijn eigen waarheid heeft?
Deze twee argumenten lijken mij nog steeds steekhoudend. Toch blijft er iets knagen, dat Gadamer ooit als volgt verwoord heeft: ‘Dass an einem Kunstwerk Wahrheit erfahren wird, die uns auf keinem anderen Wege erreichbar ist, macht die philosophische Bedeutung der Kunst aus, die sich gegen jedes Räsonnement behauptet.’
Dit is een onloochenbaar ervaringsfeit. Hoe is dit te rijmen met het waarheidsbegrip dat we tegenkomen in de twintigste-eeuwse filosofie? Wellicht is dat waarheidsbegrip dat alleen geënt is op correcte oordelen te beperkt. Anselmus van Canterbury heeft er in de dialoog De Veritate op gewezen dat we het woord ‘waar’ ook tegenkomen in uitdrukkingen als ‘een ware vriend’. ‘Waar’ betekent hier niet dat iets feitelijk het geval is, maar dat in deze persoon vriendschap in haar ware, zuivere gedaante tot uiting komt.
Wanneer Herman Franke het heeft over de werkelijkheid van de literatuur, dan lijkt hij daarmee dit waarheidsbegrip te bedoelen. Het voorbeeld dat hij gaf tijdens onze Auseinandersetzung in De Zwart duidt daar ook op. Het slachtoffer van een verkrachting heeft haar eigen waarheid. Natuurlijk is het zo dat een slachtoffer er niet mee geholpen is wanneer er een feitelijk relaas wordt gegeven van de gebeurtenissen. De schade die haar berokkend is en het leed dat haar is aangedaan worden vooral bepaald door haar belevingswereld. Wie dat negeert, zou haar niet kunnen helpen. Wat er met haar gebeurd is, omvat meer dan waargebeurd.
Dit voorbeeld suggereert ook een hypothese over wat Franke ertoe bewogen heeft om zijn wetenschappelijke carrière als criminoloog, die ongetwijfeld geculmineerd zou zijn in een hoogleraarschap, op te geven ten faveure van het schrijverschap. Hoe uitputtend hij ook in Twee eeuwen gevangen de geschiedenis van het Nederlands gevangeniswezen heeft beschreven, daarmee heeft hij nog niet te pakken wat