(Stilte)
‘Dan ga ik maar weer.’
‘Tot ziens.’
‘Tot ziens.’
Een bol, één achtste van een bol hangt tegen de achterwand van de Brusselse galerie. Het is alsof het in de muur verdwijnt of juist uit de muur tevoorschijn komt. Het is het laatste object dat de kunstenaar Ian Wilson heeft gemaakt voordat hij zijn Discussions begon. In 1966. Op de opening in de galerie in Brussel is een handvol mensen. Verzamelaars, kunstenaars. Ian Wilson komt de lange gang in gelopen. Zijn koffertje trekt hij achter zich aan. Hij heeft net in Milaan met een verzamelaar en zijn zoon een discussie over het absolute gehouden. Ian Wilson vindt dat het werk nog niet goed hangt, het maakt een beetje schaduw. Hij vraagt witte handschoentjes en een hamer, hij neemt het object voorzichtig van de muur, slaat de spijker dieper in de muur, hangt het object weer terug. De laatste hand van de kunstenaar.
‘Ik wil het hebben.’
‘Waar hangen we het op?’
‘Het object moet op een egale witte muur.’
‘We hebben geen egale witte muur.’
‘Dan maken we die.’
‘Het is een uniek werk.’
‘Als je het laat vallen bestaat het niet meer. Misschien kopen we toch beter zijn krijtcirkel. Want dat is een oneindige editie.’
‘En waarom geen discussie?’
‘De discussie in Amsterdam is al verkocht en die in Milaan ook.’
‘Er is nog een discussie te koop die hij in 1982 heeft gehouden in Parijs.’
‘Een discussie kan niet kapot vallen, kan niet verdwijnen, die is al verdwenen en die kun je overal mee naartoe nemen. Misschien is dat toch beter voor ons.’
Iets bezitten wat voorbij is, wat je niet vast kan houden, een idee. Een discussie over het absolute waar je niet bij was. Het is geen herinnering. Je moet het je voorstellen. Niets wordt iets. Door het te benoemen, door het te kopen, door het te bezitten. Niets dat iets wordt.
Op de opening praat ik met een verzamelaar. Zijn criterium is dat een kunstwerk zo groot is dat hij het in zijn eentje kan oppakken. De menselijke maat. Hij hangt geen kunst op in zijn huis. Als er vrienden komen, dan haalt hij een werk tevoorschijn. Hij gelooft dat de blik op kunst kortstondig is. Daarna moet het weer opgeborgen worden. Als je het te veel ziet merk je het niet meer op. De dingen om je heen die langzaam onzichtbaar worden. Je raakt eraan gewend, je oog neemt