Gidsfossiel
Koloniale literatuur
De Gids september 1883, P.A. van der Lith
In dagen als deze, waarin de koloniale tentoonstelling de aandacht van geheel Nederland tot zich trekt; - waarin de treurige gebeurtenissen in Atjeh in ieders mond bestorven liggen en aan beroepenen en onberoepenen het recht schijnen te geven, zich een oordeel over gewichtige onderdeelen van het koloniaal regeeringsbeleid aan te matigen; - waarin meer dan ooit plannen tot verbetering der betrekkingen tusschen koloniën en moederland in de lucht schijnen te zweven; - in dergelijke dagen zal het menigeen licht overtollig toeschijnen, dat de schrijver van deze regelen een overzicht van de jongste koloniale literatuur aanvangt met een pleidooi tot opwekking van de belangstelling zijner medeburgers in koloniale aangelegenheden. Mij schijnt dit echter niet overbodig. Ieder toch die zich, hetzij door ambtelijken werkkring of studie met de koloniën bezig houdt, wordt van tijd tot tijd onaangenaam getroffen door gemis aan kennis, en dientengevolge gemis aan belangstelling, niet enkel in die min ontwikkelde kringen, waar men dit desnoods zou kunnen verontschuldigen, maar zelfs onder de toongevende elementen onzer maatschappij, hooggeplaatste ambtenaren, groot-handelaren, geleerden en geletterden, wier gevoelen van grooten invloed op den algemeenen gang van zaken is. Wel hebben sommige zoogenaamde questions brûlantes het twijfelachtige voorrecht, plotseling de gemoederen warm te maken en velen tot het uitspreken van een scherp oordeel te verleiden, maar die opgewektheid is meestal slechts een stroovuur, fel opbrandende doch snel uitgedoofd, terwijl het oordeel, onder den indruk van het oogenblik gevormd en niet op ernstige studie steunende, slechts zelden den toets eener gerechte kritiek kan doorstaan. En toch! hoe dikwijls werkt het naar buiten en verleidt het bezadigde mannen tot stappen, die het verwijt van onberadenheid niet kunnen ontgaan! Niet velen, helaas! zijn