| |
| |
| |
Leonoor Broeder & Menno Polak
Buitenlandse Zaken
Gesprek met Mr. Max van der Stoel
Max van der Stoel is oud-staatssecretaris (1965-1966), oud-minister (1973-1977 en 1981-1982) en tussendoor de officieuze schaduwminister van Buitenlandse Zaken. Zijn carrière is begonnen bij de Wiardi Beckman Stichting, het wetenschappelijk bureau van de PvdA. Zijn ministerschap werd gekenmerkt door steun aan mensenrechtenbewegingen. Na zijn tweede ministerschap is Van der Stoel ambassadeur geweest bij de Verenigde Naties en lid van de Raad van State. In 1991 werd hij benoemd tot Minister van Staat. Internationaal heeft Van der Stoel groot gezag verworven als Hoge Commissaris voor de Nationale Minderheden van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (ovse), en als rapporteur van de vn, over de mensenrechten in Irak. Als Kamerlid en als minister was Max van der Stoel erg actief in de ondersteuning van dissidente bewegingen in dictaturen als Griekenland en Tsjecho-Slowakije. In 2001 leverde hij een belangrijke bijdrage aan het voorkomen van escalatie tussen gewelddadige groepen in Macedonië.
Dit stuk is gebaseerd op twee uitvoerige vraaggesprekken. De gesprekken vonden plaats op 11 september en 22 oktober jongstleden.
‘Om enig overzicht te krijgen in de veranderingen in de Nederlandse buitenlandse politiek zou je om te beginnen naar de grote verschuivingen moeten kijken die zich in de internationale verhoudingen hebben voorgedaan. Vervolgens moet je het splitsen naar onderwerpen. Globaal gesproken kun je zeggen dat er twee grote keerpunten zijn geweest die verschillende belangrijke wendingen teweeg hebben gebracht. Het eerste vond kort na de Tweede Wereldoorlog plaats. Nederland had tot de oorlog een strikte neutraliteitspolitiek gevolgd; die werd na de oorlog opgegeven. Nederland werd lid van de nato, de dekolonisatie vond plaats en er werd een begin gemaakt met de Europese integratie. Het tweede keerpunt was de ineenstorting van het communisme in Europa, dat leidde tot het einde van de Koude Oorlog en de hereniging van Duitsland en tot het uiteenvallen van het Sovjetimperium.
| |
| |
| |
Naoorlogs keerpunt
Het Nederlandse buitenlandse beleid is tot 10 mei 1940 gekenmerkt geweest door een strikte neutraliteitspolitiek. Maar in 1948 is Nederland lid geworden van de nato en daarmee was de neutraliteitspolitiek definitief verlaten. In de Koreaanse oorlog heeft een Nederlands contingent meegevochten. Ook dat geeft aan hoe ver we waren afgeweken van onze neutraliteitspolitiek. Deelnemen aan een oorlog aan de andere kant van de wereld, dat was vóór 1940 volslagen ondenkbaar, behalve wanneer het ging om de verdediging van koloniaal gebied.
Wat ook een totale ommekeer in het Nederlandse beleid heeft gegeven, is het in snel tempo verdwijnen van het Nederlandse koloniale rijk na 1945. In 1949 werd Indonesië onafhankelijk en daarna volgde, ondanks alle pogingen van Joseph Luns om dat te blokkeren, de overdracht van Nieuw-Guinea. En dan wordt Suriname tijdens het kabinet-Den Uyl in 1975 onafhankelijk. En zo werd het koninkrijk almaar kleiner. Nu bestaat het uit zes eilanden in de Caribische Zee en het Europese gedeelte.
Nederland was een belangrijke koloniale mogendheid. Nederlands Oost-Indië betekende dat we de ontwikkelingen daar op de voet volgden. Zeker op het ministerie van Buitenlandse Zaken was Nederlands-Indië voortdurend in gedachten. Toen ik tachtig werd, heb ik een exemplaar gekregen van Het Vaderland, het Haagse dagblad, van 3 augustus 1924 en een van de dingen die daarin opvielen - behalve een paginalange beschrijving van een concert ter ere van de verjaardag van koningin Emma -, was een speciale rubriek met de vorderingen van zeeschepen die op West- en Oost-Indië voeren. Dat was toch een voortdurende herinnering aan het feit dat het Nederlandse rijk zich uitstrekte tot andere werelddelen. Voor de oorlog waren we een koloniaal rijk en een belangrijke speler in Oost-Azië en dat is allemaal in snel tempo verdwenen. We zijn steeds meer in Europese sferen geraakt.
Dat brengt me op een andere, heel fundamentele verandering, namelijk het samengaan van een aantal landen in het Europese integratieproces. Wij behoren tot de oprichters van de Europese Gemeenschap, die aanvankelijk uit zes landen bestond. Inmiddels zijn het er zevenentwintig. Die uitbreiding heeft ook weer haar gevolgen, in een club van zes kun je natuurlijk wat meer je aandeel hebben in de besluitvorming dan wanneer je een van de zevenentwintig bent. Dat heeft Nederland ook wel terdege ervaren.
| |
| |
Dat Europese integratieproces betekent overigens niet dat de Nederlandse buitenlandse politiek geen eigen geluid meer heeft. Je ziet wel steeds meer het proces van het streven van de lidstaten van de Europese Unie om het beleid op elkaar af te stemmen. Dat lukt niet altijd. Over de toekomst van Kosovo zie je bijvoorbeeld dat een kleine minderheid van de e u -landen duidelijk van mening verschilt, maar er wordt toch altijd geprobeerd om te kijken in hoeverre we aan hetzelfde eind van het touw kunnen trekken. Dat Europese buitenlands beleid moet je ook zien in het licht van het ontstaan van nieuwe wereldmachten zoals China en India. China is natuurlijk altijd een enorm rijk geweest, maar de machtspositie van China is, vergeleken met de situatie vlak na de Tweede Wereldoorlog, toen er nog een burgeroorlog gaande was, totaal veranderd. Steeds meer behoren China en India tot de grootste spelers op het internationale vlak.
Om nog even over Europa door te gaan: er is een proces gaande dat ik osmose zou willen noemen. Elk land heeft zo zijn eigen standpunt maar er is de constante rubbing shoulders met elkaar die leidt tot een zekere wederzijdse beïnvloeding. Het is nog steeds zo dat er meningsverschillen zijn - wat doe je bijvoorbeeld als Kosovo zich straks eenzijdig onafhankelijk verklaart? - en toch denk ik, hoe vaak er ook verschillende uitgangspunten zijn, dat dit osmoseproces zijn effecten gaat hebben. In elke hoofdstad gaat steeds meer een reflex optreden van: hoe denken de anderen erover. Niet dat dát het laatste woord hoeft te zijn, maar het gaat wel een rol spelen. Dat geldt zeker voor het Nederlandse buitenlandse beleid. Als er verslagen van bijeenkomsten van de ministers van Buitenlandse Zaken binnenkomen, dan wordt zorgvuldig gekeken welk land welk standpunt heeft ingenomen en met welke argumenten. En in andere landen zie je hetzelfde gebeuren. Dat osmoseproces heeft misschien wat minder invloed op de grotere landen, maar het geldt zeker voor een land als Nederland.
In de discussie over het Europese verdrag - ik mag het woord constitutioneel verdrag niet meer uitspreken - zie je telkens weer denkbeelden opduiken over een Europese minister van Buitenlandse Zaken. In Portugal is nu een akkoord bereikt. Er is nu dus redelijke hoop dat het verdrag binnen afzienbare tijd in werking zal treden. En dat verdrag voorziet in een functionaris die dan weer niet Europese minister van Buitenlandse Zaken zal gaan heten, want dat klinkt een beetje federaal, maar, ik ben eerlijk gezegd de titel kwijt, iets als coördinator. In wezen zal het een man of een vrouw zijn die de taak heeft te pogen te komen tot een coördinatie van het Europese beleid. Nog wat meer dan de huidige functionaris Solana dat doet. Het wordt een wat verder
| |
| |
opgepoetste Solana. Hij zal niet kunnen zeggen namens Europa: zo moet het. Hij zal moeten vaststellen wat de grootste gemene deler van de opvattingen is, maar hij kan wel proberen bepaalde ideeën ingang te doen vinden in die kring van Europese landen. Daardoor zal het gemeenschappelijke element in het beleid van de lidstaten groeien. Die minister of coördinator komt er dus, en hij of zij zal wat meer armslag hebben dan Solana, maar zal geen beslissingen kunnen nemen zonder ruggespraak met de zevenentwintig lidstaten. Maar Kissinger zal niet meer hoeven zeggen: als ik met Europa wil spreken, dan heb ik geen telefoonnummer.
De komst van die coördinator betekent niet dat verder in Brussel over het buitenlandse beleid zal worden beslist, want ieder land houdt zijn eigen buitenlandse beleid en zijn eigen minister van Buitenlandse Zaken, maar het is weer een verdere stap in dat osmoseproces. Dat zoeken naar gemeenschappelijke standpunten komt ook voort uit het feit dat je als Europa bepaalde belangen te behartigen hebt in de wereld, bijvoorbeeld in het licht van de opkomst van economische reuzenmachten India en China, die ook politiek steeds invloedrijker zullen worden.
Een andere ontwikkeling was dat op het departement voor 1940 adel en patriciaat onevenredig vertegenwoordigd waren. Dat is totaal veranderd. Natuurlijk zijn er nog mensen van adel in de buitenlandse dienst, en het zou heel slecht zijn als die ervan zouden worden uitgesloten. Maar die overmatige rekrutering uit een bepaalde groep of klasse is volledig verdwenen. Dat is helemaal een naoorlogs proces.
| |
Het eind van de Koude Oorlog
En dan volgt het tweede - volmaakt onverwachte - omslagpunt: het einde van de Koude Oorlog. Dat heeft over de hele wereld enorme consequenties gehad en allerlei processen op gang gebracht. De hereniging van Duitsland, de terugtrekking van de Russen uit Oost-Europa, daar ontstonden zelfstandige staten. Maar ook elders ter wereld verdween de Sovjetinvloed: in Centraal-Azië, deel van de Sovjet-Unie, ontstonden vijf onafhankelijke staten en de Russen trokken weg uit Afghanistan. Over de hele wereld veranderde de dynamiek van internationale relaties. Het gangbare standpunt is dat we van een bipolaire wereld naar een multipolaire wereld zijn gegaan.
Ik kan wel zeggen dat geen Duits politicus in 1988 heeft voorspeld wat er in 1989 is gebeurd, de totale instorting van het Sovjetrijk. Wie had dat kunnen dromen? Ik ben ervan overtuigd dat niet veel Duit- | |
| |
sers geloofd hebben, ook jongere Duitsers niet, dat ze in hun generatie de hereniging van Duitsland zouden zien. In kan me niet herinneren dat iemand dat in 1988 heeft voorspeld.
Door die ommekeer zijn er fundamentele veranderingen opgetreden. Het IJzeren Gordijn is verdwenen. In plaats van communistische staten zie je nu staten die proberen een democratische rechtsvorm tot ontwikkeling te brengen. Wie had kunnen denken dat Polen, Tsjechië en de Baltische landen lid zouden zijn van de nato? In elk geval zijn daar overal de communistische regimes verdwenen. Ook wij hebben meteen heel erg moeten omschakelen. Een belangrijk deel van de jaren negentig is besteed aan pogingen om die enorme omwenteling te verwerken. Ik moet er wel een negatieve opmerking aan toevoegen: vooral de laatste maanden is de relatie tussen Rusland en het Westen aanzienlijk verslechterd. Er zijn uitspraken van Poetin die echt aan de tijd van de Koude Oorlog doen denken. Er was hoop dat Rusland steeds meer een partner zou kunnen zijn bij sommige internationale problemen. Het Westen had bijvoorbeeld graag gezien dat we gezamenlijk druk zouden uitoefenen op Iran maar daar laat Moskou het afweten. En dan is er de kwestie van die nieuwe afweersystemen; daar is de dialoog nog over gaande maar dat heeft tot de spanningen bijgedragen die aan de Koude Oorlog doen denken. In het algemeen moet wel gezien worden dat Rusland heel veel te verwerken heeft. Landen die vroeger Russisch bondgenoten waren, in de Sovjettijd Russische satellieten waren, zijn nu nato-bondgenoten. Estland is nu lid van de nato en daarmee staat de nato voor de poort van Sint-Petersburg. Dat verwerkingsproces kost Moskou kennelijk moeite.
Belangrijk is ook te beseffen dat het einde van de Koude Oorlog een omwenteling is geweest die enerzijds heeft geleid tot de uitbreiding van de nato, maar anderzijds kun je ook zeggen dat de vrees voor een verdere Russische expansie in Europa, die jarenlang het denken binnen de nato beheerste, niet meer aanwezig is. Zeker in de beginjaren van nato was het doel heel eenvoudig: keep the Russians out, keep the Germans down and keep the Americans in. Maar op het ogenblik staat voor de nato een heel andere taak centraal, de missie in Afghanistan. Het is een enorme verandering dat de nato nu een hoofdtaak heeft buiten het eigen verdragsgebied.’
| |
| |
| |
Constanten in het Nederlandse buitenlandse beleid
Wat zijn nu de belangrijke actuele terreinen van de Nederlandse buitenlandse politiek en wat zou je kunnen zien als de constanten in die politiek? Wat zou een typisch Nederlands geluid in het buitenlandse beleid genoemd kunnen worden?
‘Je zou kunnen wijzen op de opkomst van vier thema's: de ontwikkelingssamenwerking, de mensenrechten, het internationale strafhof in Den Haag - Den Haag is de wereldhoofdstad van het internationale recht - en het deelnemen aan vredesmissies.
Ontwikkelingssamenwerking was een begrip dat vlak na de oorlog nog niet bestond en dat zich razendsnel heeft ontwikkeld. Het is nu een hoofdonderdeel van het buitenlandse beleid.
De ontwikkelingshulp is trouwens een fenomeen dat zich niet tot Nederland beperkt. Het bestaan van de welvaartskloof is steeds meer een van de sleutelproblemen in de wereld geworden en dat heeft ook elders tot grote aandacht voor het onderwerp geleid.
Het armoedeprobleem in de wereld is een heel fundamenteel probleem, een probleem waarvan je zeker weet dat het de komende tien jaar niet zal worden opgelost. Je kunt alleen maar hopen dat de armoede sneller wordt teruggedrongen. In Azië heeft men hier en daar behoorlijke vorderingen gemaakt. Maar vooral Afrika is er nog steeds verschrikkelijk aan toe.
En wat dat typisch Nederlandse geluid betreft: ik denk dat het opkomen voor het internationale recht een telkens terugkerend thema is, ongeacht de politieke samenstelling van het kabinet. Dat is ongetwijfeld een typisch Nederlands geluid en dat geldt ook voor aandacht voor de mensenrechten. De traditie van Nederland als gastheer voor het Vredespaleis. De eerste vredesconferenties aan het begin van de twintigste eeuw, daar is het begonnen. Het internationale strafhof is hier gevestigd, telkens komt dat element terug. En het is ook een bewust streven om Nederland te propageren als het gastland van het internationale recht, om het zo maar eens uit te drukken. Die ethische politiek is een lange traditie in Nederland. Pasgeleden is herdacht dat honderd jaar geleden het verdrag tot stand kwam tot oprichting van het hof van arbitrage. De tsaar deed ook een duit in het zakje, maar het was een zaak die sterk door Nederland werd gedragen. Nederland was gastland van het overleg. Wanneer de internationale rechtsorde als grondslag voor de oplossing van een conflict wordt gekozen, biedt dit Nederland als klein land veel betere kansen dan machtspolitiek.
| |
| |
Een sterk accent op de mensenrechten is begonnen met Schmelzer (1971-1973) en is later voortgezet. Ik weet nog wel dat het tijdens mijn ministersperiode van 1973 tot 1977 wat ongewoon werd gevonden in de kring van wat toen nog de Europese Gemeenschap heette, dat gedram en gezeur over mensenrechten. Toen Nederland een keer het voorzitterschap had van de e g, in de tweede helft van 1976, was er op een gegeven moment een bijeenkomst van ministers van Buitenlandse Zaken hier in Nederland. Ik heb toen gedaan gekregen dat de beslissing werd aanvaard dat het opkomen voor de mensenrechten een essentieel onderdeel was van een Europees buitenlands beleid. Ik heb dat toen als een grote overwinning beschouwd.
Kijk, niemand zal zeggen: internationaal recht, daar zijn we tegen. Maar het wordt je natuurlijk niet altijd in dank afgenomen als je landen erop betrapt dat ze het met het internationale recht niet zo nauw nemen. Dat geldt natuurlijk ook voor de mensenrechten. Je merkt dat ook dat wrijving met zich meebrengt.
Dat zijn duidelijk accenten die in het Nederlandse beleid zijn opgetreden en die ook wel blijvend aanwezig zullen zijn. Verhagen heeft al verschillende malen gezegd dat hij dat beschouwt als een belangrijk accent van zijn beleid. Dus daar is zeker sprake van een traditie.
Deelname aan vredesmissies, nu een heel vitaal onderdeel van het buitenlandse beleid, was in het vooroorlogse Nederland een ondenkbaarheid. Unifil in Libanon is de eerste vredesmissie geweest. Er zijn natuurlijk nog tal van vredesmissies waarin Nederland zijn aandeel heeft genomen. Dat zijn allemaal dingen die men vroeger eenvoudig niet kende.’
Wat is de rol van Nederland nu in het internationale domein, de participatie in militaire missies in coalitie met de VS en in NAVO-verband? U bent van het begin af aan voor de oorlog in Irak en voor de missie in Afghanistan geweest?
‘Ik ben van het begin af aan voor Nederlandse deelname aan de strijd in Afghanistan geweest, zij het met een aantal mitsen en maren. Ik heb het kort zo samengevat. Ik vind dat je het niet mag vergelijken met Irak; het is een totaal andere zaak. Hier is heel duidelijk sprake van de dreiging van een terroristische organisatie die het begrip mensenrechten niet kent. Het is dus goed te proberen dat gevaar in Afghanistan af te wenden. Maar over de aanpak daarvan valt het nodige te zeggen. Ik heb nooit geloofd in een beleid dat erop gericht was zo veel mogelijk Taliban te doden. In het gevecht zal dat wel eens onvermijdelijk zijn. Maar de doelstelling moet zijn een vreedzaam Afghanistan op te bouwen en de bevolking te helpen. Als je wordt bedreigd, moet
| |
| |
je terugschieten, maar het hoofddoel moet toch steeds zijn de bevolking het perspectief te bieden van een welvarender en een zich ontwikkelend Afghanistan. Het zijn enorme dilemma's, als het erom gaat de bevolking te winnen. Talloze kleine boeren in Afghanistan leven van de papaverteelt. Heroïne is een exportproduct. Aan de ene kant voorzien ze door die papaverteelt in hun levensonderhoud, aan de andere kant zien we hier de fatale consequenties. Heel veel effecten treden dus in Europa en in Nederland op. Het is dus zeker niet een kwestie van alleen vechten, een sleutelvraag is ook: wat kunnen ze als alternatief product telen dat een vergelijkbaar inkomen oplevert? Of dat met voldoende intensiteit en prioriteit wordt bekeken, daar weet ik onvoldoende van. Het moet een prioritair onderwerp zijn.
Er is dus wel een duidelijk accentverschil tussen de Amerikaanse benadering en de benadering zoals Nederland die nastreeft. Ik vind wel echt dat de Nederlandse benadering om de bevolking te winnen prioriteit moet hebben.’
Maar de discussie zal gaan over de vraag of Nederland moet blijven. Nederland zit eigenlijk in een dwangpositie.
‘Je kunt natuurlijk stellen: we hebben ons voor twee jaar gecommitteerd en geen dag langer.
We hebben niet op enigerlei wijze ook maar een halve toezegging gedaan dat we wel zouden blijven. Maar toch zitten we in een dwangpositie, want wat betekent het, als er een gat valt? Dat mensen die je nu beschermt weer onder het terreurbewind van de Taliban terechtkomen. Dat is een heel ernstige zaak. Maar ik denk wel dat we met recht en reden van de nato kunnen verlangen dat die zich tot het uiterste inspant om te zorgen dat we in onze moeilijke sector ondersteuning krijgen. We hebben dat nu met de Australiërs, maar daar moeten meer mensen bij komen. Het zou toch wel treurig zijn als het bondgenootschap dat niet zou kunnen oplossen.
Ik acht het bondgenootschap van groot belang en ik denk niet dat het verstandig zou zijn de band met Amerika door te snijden. Er gaan wel stemmen op voor een Europees leger, en naarmate het Europese buitenlandse beleid meer inhoud krijgt, komt men ook op defensiegebied met bepaalde gedachten, maar ik vind dat je daarmee te zeer op het terrein van de nato komt. Aan de andere kant kunnen afspraken van nut zijn dat er bepaalde contingenten gereed worden gehouden voor het geval zich een situatie voordoet die speciaal de Europese belangen raakt en niet zozeer de Amerikaanse. Het is nog nooit gebeurd dat die ingezet werden en het zal ook niet zo gauw gebeuren. Maar met het gereed houden van contingenten gaat men toch wel een
| |
| |
beetje in die richting. Een Europees leger zou echter een immense stap verder zijn. Dat zou ertoe kunnen leiden, op termijn althans, dat de Amerikaanse troepen uit Europa worden teruggetrokken en gezien de onzekerheid over de ontwikkeling van de Oost-Westverhouding lijkt dat ongewenst.
Ik denk dat we in de toekomst in toenemende mate voor situaties zullen komen te staan waarin we door partners worden aangesproken om bij te dragen aan een gemeenschappelijke actie om gevaren te voorkomen. Het gevaar van het internationale terrorisme is nog onverminderd groot, dat zullen we voortdurend in het oog moeten houden. Begin september zijn in Algerije weer bommen ontploft en is de president bijna vermoord. In Pakistan is Al Qaida ook zeer actief. Nog zeer onlangs is daar na de terugkeer van Benazir Bhutto een bloedige aanslag gepleegd. Al Qaida heeft daar zijn regionale agenten. Op steeds meer fronten is als het ware het gevecht tegen het terrorisme gaande. In Europa moeten we na Londen en Madrid steeds op ons hoede zijn, maar ook in Afrika en Azië zie je het gevaar optreden. Dus die wereldwijde strijd tegen het terrorisme, dat wordt een van de sleuteldilemma's voor de komende jaren en dat beperkt zich niet tot Afghanistan.
De oorlog in Irak is van een heel andere orde. Ik ben er destijds van uitgegaan dat die massavernietigingswapens er nog waren. Ik heb me dus wat dat betreft op het verkeerde been laten zetten. Ik geloof dat er in 2003 eigenlijk nauwelijks een regering was die daaraan twijfelde. Tegelijkertijd vind ik nog steeds: al had Saddam Hoessein toen geen massavernietigingswapens, hij had het materiaal en ook de deskundigheid in huis om ze te ontwikkelen. Als hij aan de macht was gebleven, zou Saddam ongetwijfeld, zodra hij kans zag, de weg zijn ingeslagen van het produceren van massavernietigingswapens, met name biologische en chemische wapens. Maar afgezien daarvan is volgens mij alles wat verkeerd kon worden aangepakt na de korte veldtocht in Irak verkeerd gegaan. Het meest verschrikkelijke is dat op het State Departement een duidelijk ontwikkeld plan gereed lag voor na de invasie - ik zeg niet dat het een modelplan was, maar ze hadden erover nagedacht en ze hadden bepaalde conclusies bereikt. Dat is opzijgeschoven door het Pentagon; daar wist men het wel. Maar er lag niets, ze hebben geïmproviseerd. Ze zijn uitgegaan van vooronderstellingen waar niets van klopte. Verder heb ik in gesprekken in Washington voor de inval in Irak tot mijn ontzetting ontdekt dat ze daar volkomen geloof hechtten aan de emigranten, terwijl die een volstrekt vertekend beeld gaven van de werkelijkheid. Men was er bijvoorbeeld van over
| |
| |
tuigd dat ze jubelend zouden worden begroet. Op verscheidene plaatsen is dat even gebeurd, maar ze vergaten wat er zich na de Eerste Golfoorlog had afgespeeld. De Amerikanen hadden toen de sjiieten aangemoedigd om in opstand te komen Dat is gebeurd, maar toen hebben de Amerikanen geen poot uitgestoken en is die opstand hard onderdrukt. Dat heeft tienduizenden mensenlevens gekost. Dat waren de Iraki's natuurlijk niet vergeten, maar de emigranten in Washington lieten dat onderwerp liggen. En toen eenmaal tot de invasie was besloten, wilde Rumsfeld zijn opvattingen toepassen over wat een modern leger kon, waardoor te weinig troepen werden ingezet. Wekenlang vonden er in Bagdad plunderingen plaats. Maar het ontbrak aan de mankracht om in te kunnen grijpen. Aan de grenzen waren niet voldoende troepen om infiltratie tegen te gaan. Inderdaad, er heeft even gejuich opgeklonken, maar na weken van plunderingen en alle ellende die daarop volgde, zoals het uitvallen van water en elektriciteit, was dat gauw verstomd. Dat zijn fatale fouten geweest.
In het debat dat het Congres in september 2007 is begonnen over Irak, haalde een congreslid een uitspraak aan van de Amerikaanse bevelhebber generaal Petraeus uit 2003. Dit congreslid had namelijk na de overwinning samen met Petraeus over Irak gevlogen en Petraeus wees omlaag en zei: ‘Kijk, daar zijn allemaal munitievoorraden, maar ik heb geen mensen om dat te bewaken. Misschien keert zich wat daar ligt nog wel eens tegen ons.’ Dat zijn kolossale blunders geweest. Vervolgens kwam de ontbinding van het Iraakse leger, het uitsluiten van enigerlei ambt van aanhangers van de Saddam-partij, de Baath-partij, terwijl natuurlijk, net zoals in communistische landen, een heleboel mensen eenvoudig lid waren omdat ze anders geen baan konden krijgen, om brood op de plank te hebben. Dat zijn allemaal dingen die faliekant verkeerd zijn aangepakt en dat heeft tot die drama's geleid die we allemaal kennen.
Ik denk dat de verwachting dat de situatie zich nog ten goede keert, niet zal uitkomen. Het is een dilemma, want als de Amerikanen helemaal weggaan, zal de rol van Al Qaida dominanter worden. Dat is iets waar we in Europa denk ik nog te weinig over nadenken.
Europa zal niet bereid zijn daar tienduizend soldaten naartoe te sturen. Geen land in Europa dat daarover piekert.
Een federale structuur zou een oplossing kunnen zijn, maar wat je ziet is dat niet alleen die opstand niet onderdrukt wordt, er wordt ook al jarenlang onderhandeld over twee fundamentele vraagstukken. In de eerste plaats: hoe moet die federale structuur eruitzien. En dan blijkt dus dat de Koerden in het noorden, die sinds de Eerste Golfoorlog gewend zijn onafhankelijk te zijn - daar kwam het op neer - geen
| |
| |
zin hebben in een centraal gezag. Zij zijn op zijn best bereid in te stemmen met een heel zwak confederaal gezag. In de tweede plaats is er het olieprobleem, de verdeling van de olierijkdom. De sjiieten zitten op olievoorraden, de Koerden zitten op olievoorraden, en het toeval wil dat bij de soennieten vrijwel niets onder de grond zit.
Men heeft er jarenlang over gesteggeld. De laatste keer dat ik in Irak was, in 2005, waren daar ook gesprekken over. Er zijn ad-hocregelingen over de verdeling van de olierijkdom, maar het gaat natuurlijk om de vraag hoe dat nu in een toekomstig Irak zal gaan: hoe verdelen we de poet. Dat is nog geen steek verder.
De twee sleutelproblemen zijn onopgelost en er is ook nauwelijks zicht op dat die zullen worden opgelost. De Koerden in het noorden willen de facto niets van hun onafhankelijkheid opgeven en de sjiieten willen zo veel mogelijk eigen baas zijn. Het land is dus in hoge mate gedesintegreerd.
Concluderend zou je je kunnen afvragen: wat zijn dan in de wereld zoals hij nu is de belangrijkste prioriteiten van Nederland in de buitenlandse betrekkingen, of wat zouden die moeten zijn? Dan zijn de volgende drie dingen het meest fundamenteel: vrede en veiligheid, ontwikkelingsbeleid en de bestrijding van armoede en de klimatologische en ecologische veranderingen.
Non-proliferatie is in het kader van vrede en veiligheid een prioriteitsonderwerp. Elke uitbreiding van het aantal atoommachten kan leiden tot een verdere toespitsing van het nucleaire gevaar. Er zijn reeksen landen die potentieel in staat zijn nucleaire wapens te vervaardigen. Nederland zou het kunnen en zo zijn er nog vele andere. We hebben nu acht kernmachten (Amerika, Engeland, Frankrijk, Rusland, Israël, India, Pakistan, China). Noord-Korea zegt bereid te zijn haar nucleaire status op te geven. Je weet nooit of ze zullen doen wat ze beloofd hebben, maar ze hebben zich gecommitteerd. Tegelijkertijd spitsen zich de problemen toe op Iran. De reële dreiging komt op dit moment eigenlijk alleen van Iran. Ik geloof dat weinig mensen eraan twijfelen dat Iran niet alleen op een vreedzame nucleaire capaciteit uit is. Het gaat ook echt om het tot stand brengen van een Iraans militair nucleair potentieel. Ondanks alle ontkenningen; ondanks het feit dat Poetin enerzijds erkent dat ze in staat zouden zijn dat te doen, al gelooft hij niet dat ze het zullen doen. En dat is een zeer benauwende ontwikkeling. Juist ook omdat we hier te maken hebben met een extreem regime en met een president die vindt dat Israël van de kaart geveegd moet worden. Dat is zijn uitspraak. En dat zo'n land in het bezit zal zijn van een nucleair wapen, dat is een heel bedenkelijke ont- | |
| |
wikkeling. Dus ik kan me levendig voorstellen dat er geweldige druk op hen uitgeoefend wordt om daarvan af te zien. Er is niet de geringste aanleiding om ervan uit te gaan dat ze bereid zijn dat op te geven. De internationale druk schijnen we helaas zonder de hulp van Rusland te moeten uitoefenen. Dat heeft Poetin duidelijk gemaakt aan de Amerikanen. Ze zeggen voortdurend: ze zullen het niet doen, maar tegelijkertijd is het onmogelijk om te ontkennen dat het in een bepaald stadium van nucleaire ontwikkeling een kwestie van een handomdraai is. Het voorkomen van een verdere
uitbreiding van het aantal atoommachten is echt een prioriteit in het vredes- en veiligheidsbeleid en in dat kader is Iran eigenlijk de meest acute.
Er wordt voortdurend op gezinspeeld dat Israël of de vs een aanval zou doen op Iraanse nucleaire installaties. Dat zou op zichzelf een heel ernstige escalatie zijn waarvan de consequenties niet zijn te overzien. Maximalisering van de internationale druk door sancties gepaard met voortzetting van de onderhandelingen, lijkt voorshands de minst onaantrekkelijke methode om tot een oplossing te komen. Maar nogmaals: er is geen enkele aanwijzing dat Iran toegeeft. Integendeel. Er is weer een wisseling gekomen van onderhandelaar en dat wordt beschouwd als een bevestiging van de harde lijn van de president.
In verband met die vrede en veiligheid wil ik graag ook nog wijzen op het belang van de vn. Door het bestaan van vetorechten is de veiligheidsraad niet bij machte vreedzame regelingen op te leggen. De Veiligheidsraad heeft in theorie het recht om sancties in te stellen. Gezien de tegenstellingen tussen de westerse landen enerzijds en Rusland en China anderzijds komt daar heel vaak niets van terecht. Dus wat dat betreft faalt de Raad vaak in die essentiële taken van het voorkomen van oorlog. Maar tegelijkertijd zijn er toch allerlei situaties waarin de vn een rol speelt, waardoor er minder gevaar is op de wereld. Ik denk bijvoorbeeld aan vn-machten in conflictgebieden. Ze hebben het dikwijls moeilijk. Ze zijn niet altijd in staat te doen wat nodig zou zijn. Maar toch zou ik niet graag zien dat die vredesstrijdmachten zouden verdwijnen, omdat ze, als je het totaal overziet, terdege bijdragen aan vrede en veiligheid. Ik ga nog een stapje verder. Als de vn niet zou bestaan, dan zou hij moeten worden uitgevonden. Het is toch, met alle falen, tekortkomingen en zwakheden, een orgaan waar alle landen van de wereld constant met elkaar in gesprek zijn. Het belang daarvan is niet in een vaste formule uit te drukken, maar het is groot. En ook op sociaal-economisch gebied en waar het ontwikkelingssamenwerking betreft, speelt de vn een rol van betekenis. Het voortdurend in
| |
| |
gesprek zijn van alle staten in de wereld in het kader van de vn is van groot belang. Dus met inbegrip van alle zwakheden acht ik de vn onmisbaar. De G8 is de dialoog van de supermogendheden zonder China, want dat land zit er niet bij. Dat strekt zich uit tot economische onderwerpen. Dat heeft ook invloed. En zo zijn er allerlei organen, die niet onmiddellijk een vn-stempel hebben, die ook een rol spelen. Maar als je op een rijtje zet wat er voor andere organen zijn, dan komt de vn toch wel op de eerste plaats. De vn, in de persoon van de secretaris-generaal, heeft ook tot taak de vinger op te steken om te zeggen: hoor eens even, er dreigt onheil; een soort waarschuwingsfunctie. Niet dat dat altijd tijdig en voldoende wordt gedaan. Maar die rol heeft hij ook terdege. Ook al faalt de Veiligheidsraad vaak, toch is de vn bij allerlei internationale crises betrokken. Voor het Midden-Oosten heb je bijvoorbeeld het zogenaamde kwartet: Amerika, Rusland, de Europese Unie en de secretaris-generaal van de vn. Ook op die manier speelt de vn een rol.
Wat de vrede en veiligheid betreft ziet de nato zich gesteld voor een nieuwe taak: de bestrijding, zo nodig militair, van het terrorisme. Ik denk dat we steeds in het oog moeten houden dat eigenlijk nauwelijks te verwachten is dat het internationale terrorisme in enkele jaren zal zijn verdwenen. Dat wordt een strijd van tientallen jaren en misschien wel veel langer. En dat zal in heel sterke mate invloed hebben op het buitenlandse beleid.
Ik denk dat het ons door nieuwe terreurdaden steeds weer duidelijk zal worden hoe groot het gevaar is. De komende jaren zal dat dus een van de grote kernproblemen zijn.
Tot slot: het is alleen maar te hopen dat andere zeer omvangrijke problemen niet zullen worden verwaarloosd, zoals het verschrikkelijke feit van de ongelijke verdeling van de welvaart in de wereld. Honderden miljoenen mensen die nauwelijks voldoende te eten hebben aan de ene kant en een minderheid van de wereldbevolking die het zo goed heeft aan de andere. Dat zijn natuurlijk heel grote problemen die op allerlei manieren doorwerken, en die nog steeds, denk ik, door veel landen worden onderschat.
Dat het gezamenlijke Europese standpunt van belang kan zijn, geldt trouwens niet alleen wat betreft de andere reuzen op het politieke toneel, het geldt natuurlijk ook voor heel andere problemen, denk bijvoorbeeld aan een kolossaal probleem als de klimaatsverandering. Langzamerhand worden dat ook heel belangrijke buitenlands-politieke onderwerpen. Je ziet bijvoorbeeld dat de Europese landen veel meer zouden moeten doen dan nu en de Amerikanen doen weer veel
| |
| |
minder dan de Europeanen, hoewel er tekenen zijn dat de ernst van het probleem ook daar bij de bevolking doordringt. Er is voortdurende druk van Europa op de Amerikanen om een beetje bij te trekken en ook eens tot een meer verantwoord beleid te komen.
We moeten naar een nieuw Kyoto toe. Heel aarzelend doen de Amerikanen nu de eerste stappen. We moeten niet uit het oog verliezen dat Europa nog steeds veel te weinig doet op dit terrein. Dus als de Amerikanen nu een been bijtrekken, dan is dat nog altijd veel minder dan het te weinige wat Europa doet. Ik denk dat zo'n vraagstuk steeds klemmender gaat worden. We zullen ons steeds meer gaan realiseren wat we eigenlijk nu al hebben aangericht en wat niet meer herstelbaar is. Met elke dag die voorbijgaat, zal de prijs die we voor de verwaarlozing van het milieu zullen moeten betalen, hoger worden. Dat zal onze generatie misschien nog niet zo erg merken, maar volgende generaties krijgen de rekening gepresenteerd. Het heeft nog steeds niet de prioriteit die het echt moet hebben. We zijn al te laat en we schieten nog steeds tekort, althans in de praktische conclusies die regeringen moeten trekken, ook al vereist dat impopulaire maatregelen. Nogmaals: met elke vertraging worden de consequenties ernstiger. Want bij alle belang van vrede en veiligheid, van bestrijding van armoede en ontwikkelingsbeleid gericht op een rechtvaardiger verdeling van welvaart, moet er om te beginnen natuurlijk wel een wereld overblijven om te besturen.’
|
|