De Gids. Jaargang 170
(2007)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1128]
| |
Arie Altena
| |
[pagina 1129]
| |
tuur die geneigd is poëzie met lyriek te identificeren is epiek een vreemde eend in de bijt, een afwijking van de norm. Het bestaat wel, maar het heeft geen hoge status. Verhalende gedichten die het in de twintigste eeuw tot de canon schopten, hebben dat eerder te danken aan de lyrische component dan aan de epische. Misschien is het tijd om een vraagteken te zetten bij de vanzelfsprekendheid van poëzie = lyriek. Dat poëzie zich bezighoudt met het innerlijk en proza met de buitenwereld is een opvatting waar Eagleton onmiddellijk aan toevoegde: ‘It is not a distinction which Henry Fielding, let alone Ben Jonson, would have found all that intelligible.’Ga naar eind3. Wat te denken van de pogingen van vormvernieuwende twintigste-eeuwse dichters als Ezra Pound en Charles Olson, die met respectievelijk The Cantos en The Maximus Poems een lang episch gedicht schrijven waarin de geschiedenis, en niet een lyrisch subject centraal staat? De afgelopen tien jaar verschenen bovendien verscheidene zeer lange verhalende gedichten die door de kritiek van het bijvoeglijk naamwoord ‘episch’ werden voorzien, en een behoorlijk lezerspubliek vonden: Les Murrays Freddy Neptune, Vikram Seths The Golden Gate, en eerder al Derek Walcotts Omeros. | |
Een terugkeer van de epiek?Is er sprake van een herwaardering van het epische? Is er een link tussen een herwaardering van het epische en de overgang van een druk-werkcultuur naar een elektronische netwerkcultuur? Want het lijkt alsof er iets met het epische aan de hand is wanneer er grote verschuivingen plaatsvinden in het gebruik van media. (Zou datzelfde niet ook gelden voor de lyriek?) De Ilias en Odyssee markeren de overgang van een orale naar een geletterde cultuur. Het epos verliest zijn status als hoogste genre als de drukwerkcultuur breed doorzet. Met wat goede wil kun je beargumenteren dat Pounds The Cantos als twintigste-eeuws epos onder invloed staat van de radio en de mediale invloed daarvan probeert te verwerken. (Old Ez' spreekt en scant, draaiend aan de afstemknop, de kanalen van de geschiedenis, hij ontvangt de signalen die hij in telegramstijl doorgeeft: ‘Poets are the antennae of their race’.) Dus: verovert epische poëzie terrein bij een overgang naar een participatoire internetcultuur? Dat is een vraag die uitnodigt tot onverteerbare sweeping statements. Om de constatering dat de verhalende poëzie de laatste jaren meer in de aandacht staat, om te buigen tot een significant verschijnsel zullen we allerlei lijntjes moeten uitzetten, en hopen dat die een weefsel opleveren dat een terugkeer van epische poëzie betekenis ver- | |
[pagina 1130]
| |
leent. Het grote internetepos is immers niet geschreven, en een epische vorm toegesneden op het internet moeten we eerder bij minder poëtische genres zoeken. | |
Van classicisme tot romanWat valt er onder epische poëzie? Het is te eenvoudig om elk langer, min of meer verhalend gedicht episch te noemen. Is epiek niet ook juist ‘onpersoonlijke poëzie’, ‘objectieve dichtkunst’, gedichten over de samenleving, politiek en geschiedenis? Mijn op straat gevonden The Reader's Companion to World Literature uit 1956 (‘Authoritative... Alphabetically Arranged... An Essential Book for Home, Library and School’) meldt onder het lemma ‘epic’: ‘(Greek: tale) a long narrative poem in which the characters and the action are of heroic propor - tions [...] the underlying theme concerns basic and eternal human problems; the narrative is a complex synthesis of experiences from a whole epoch of man's history or civilization, the hero embodies national, cultural or religious ideals.’Ga naar eind4. Er is een held, er zijn menselijke problemen en het bestrijkt een hele beschaving. Aristoteles staat aan de wieg van een dergelijke definitie, hij maakt in zijn Poëtica een uitgebreide analyse van Homerus' epiek en zet deze als verhalende, gezongen poëzie af tegen de tragedie. Het onderscheid tussen epiek, lyriek en drama valt terug te voeren op Aristoteles, en wordt op zijn abstractst geformuleerd in de Ästhetik van de systeembouwer Hegel: in lyriek zingt de dichter over zichzelf, in epiek bezingt de dichter, vanuit objectief standpunt, de uiterlijke realiteit.Ga naar eind5. Strikte genrevoorschriften vinden we in Renaissance- en classicistische poëtica's. Zo stelde de humanistische filoloog Julius Caesar Scaliger met Aristoteles als leidsman en de klassieke auteurs als uitmuntend voorbeeld, dat het onderwerp van het epos altijd het openbare leven betreft, waarbij de belangrijkste rollen zijn weggelegd voor koningen en helden. Scaliger legde de nadruk op de politieke betekenis van het epos, dat immers zaken die door wetten bevolen worden op aantrekkelijke wijze presenteert ter lering van de gemeenschap. Een epos is verbeeldend, universeel en geschreven in hexameters, het verhaal begint in medias res om de spanning te verhogen, herhalingen zorgen voor het inprenten van de boodschap, en er moeten veldslagen in voorkomen. Dat maakt het namelijk aantrekkelijk.Ga naar eind6. Vergelijkbare kenmerken zijn terug te vinden in Nicolas Boileaus L'Art poétique (1674), het veel verafschuwde hoogtepunt van het Franse classicisme vol voorschriften voor het juist beoefenen van de dichtkunst, en bij diens Duitse evenknie Johann Christoph Gottsched. Volgens Boileau, | |
[pagina 1131]
| |
een genuanceerd verdediger van ‘les anciens’ in de strijd tegen de modernen, is het epos het hoogste genre van de poëzie.Ga naar eind7. In de achttiende eeuw verliest het epos die status door de opkomst van de roman. Samuel Richardson, een van de Britse pioniers van de roman, moest niets hebben van het epos met zijn valse opvattingen van eer, en mannelijke, oorlogszuchtige waarden uitgedragen door heidense helden. Zijn sentimentele romans benadrukken de innerlijke moraliteit en zijn gericht op het individuele, subjectieve gevoel.Ga naar eind8. Ook Daniel Defoe verafschuwde het epos om zijn traditionele waarden. Schrijven was voor hem juist een mogelijkheid om te ontsnappen aan ‘that most corrupting, multiplying Usage of Tradition, that is, the primitive, “oral History of Men and Things”, which in fact always tended to turn history into “Fable and Romance”, “Scoundrels” into “Heroes”, and “Heroes” into “Gods”.’Ga naar eind9. Henry Fielding, de Britse romanschrijver die wel aansluiting zoekt bij zijn classicistische voorgangers, vat de roman juist op als komisch epos. Volgens Fielding mist de ‘novel’ van alle kenmerken van de epiek enkel het metrum.Ga naar eind10. De discussie speelt tot op heden: is de roman het genre bij uitstek van het individu, of is hij vooral gericht op het verbeelden van een collectief?Ga naar eind11. Natuurlijk blijven er daarna dichters die op ouderwetse wijze een epos schrijven, zoals Joel Barlow met zijn Columbiad (1807), en er worden lange epische gedichten geschreven, zoals Herman Melvilles Clarel: A Poem and Pilgrimage in the Holy Land. Maar ze slaan niet aan en spelen hoogstens een marginale rol. | |
Het epische in de twintigste eeuw: The Maximus PoemsIn de twintigste eeuw is het Ezra Pound die met zijn The Cantos weer aansluiting zoekt bij het epos, weliswaar naar het voorbeeld van Dantes Divina Commedia, maar toch. Pound hanteerde een korte en krachtige definitie van het epische: ‘An epic is a poem including history.’Ga naar eind12. In The Cantos poogt Pound op poëtische wijze een allesomvattende politieke visie voor de eigen tijd vorm te geven. Hij stelt pontificaal: ‘There is no mystery about the Cantos, they are the tale of the tribe.’Ga naar eind13. Het ‘including history’ wordt letterlijk genomen: The Cantos herbergen een cultureel archief; afwisselend episch, didactisch en lyrisch van toon citeren ze uit allerlei bronnen, van Chinese filosofie tot briefwisselingen over geld en wetgeving. The Cantos waren het voorbeeld voor een aantal lange gedichten in de twintigste-eeuwse Amerikaanse poëzie: A van Louis Zukofsky, Paterson van William Carlos Williams en The Maximus Poems van Charles Olson. Van deze drie is | |
[pagina 1132]
| |
het Olson - die een veelbelovende politieke carrière opgaf om dichter te worden - die het dichtst staat bij de epische poëzie als ‘poem including history’. De uitwaaierende Maximus Poems zijn geconcipieerd als een reeks brieven van Maximus over de geschiedenis van het vissers-plaatsje Gloucester, een van de eerste westerse nederzettingen in Amerika. Olson beschouwt de dichter als historicus, maar het voorbeeld is niet Thucydides, die slechts wilde vertrouwen op kale feiten, maar Herodotos, die, aldus Olson, vooral geloof hechtte aan de mondelinge geschiedenis, de geleefde ervaring van mensen. Geschiedenis is ‘istorin’: ‘finding out for oneself’: ‘I would be an historian as Herodotus was, looking/ for oneself for the evidence of/ what is said’.Ga naar eind14. In The Maximus Poems richt Olson de aandacht dan ook niet op grote gebeurtenissen en beroemde personen, maar op de ontwikkeling van een nederzetting, van economie, op migratie, culturele overdracht en aanpassing aan een nieuwe omgeving, op demografische en technologische veranderingen. Hij citeert uitgebreid uit archiefstukken waarin de eerste migranten en vissers die zich in Gloucester vestigden aan het woord komen. Olson wil terug naar Hesiodus, naar het gedicht als een theogonie waarin de plek van de mens in de kosmos geschetst wordt.Ga naar eind15. Dat Olson zich vooral in het tweede en derde deel van The Maximus Poems doet gelden als een warhoofd die allerlei ontdekkingen uit archeologie, vroege geschiedenis, geologie en filologie door elkaar gooit, en de lezer laat zitten met een enorme ‘mess’ waarin zo nu en dan een magistrale schoonheid doorbreekt, doet daar niets aan af. Poëzie moet tot actie leiden en de toehoorders betrekken bij een gemeenschappelijke zaak. Olson is uit op het scheppen van een gedicht waarin mythos en logos één zijn, zoals dat, volgens hem, het geval was voor ‘Pleistocene man’. In dat licht moet ook zijn voorkeur voor de parataxis, het nevenschikkende, gezien worden. Parataxis bepaalt ook de syntaxis van het epos: gebeurtenissen volgen elkaar op, er is geen lege tijd: ‘The epic action is a stream’.Ga naar eind16. In een veel vroeger opstel, het invloedrijke Projective Verse, zette Olson zich al af tegen het ‘closed verse, that verse that print bred’, poëzie die leidt tot de ‘Egotistical Sublime’, oftewel ‘the private-soul-at-any-public-wall’.Ga naar eind17. Hij spreekt over een objectieve houding van de dichter ten aanzien van de realiteit: ‘Objectism is the getting rid of the lyrical interference of the individual as ego.’Ga naar eind18. Olsons gedichten lijken net als The Cantos maar weinig op het klassieke epos, de inzet en poëtica komen wel daaruit voort: de lange vorm, de focus op het collectieve, de rol van de geschiedenis, de ‘objectieve’ houding ten aanzien van de werkelijkheid. Anders dan het classicistische epos voegt het zich niet klakkeloos naar de traditie. |
|