tie. Juist omdat hij in staat is tot onvoorwaardelijkheid en trouw wil Montaigne aan zichzelf behoren en niet als een bevend hondje achter zijn wil aanhollen die op hol is geslagen. In de context van de moderniteit zal men hem ongetwijfeld ‘levensangst’ aanrekenen, zo'n modieuze non-term waarmee individuen worden bestempeld die naar de huidige maatstaven daadkracht, slagvaardigheid en optimisme ontberen - de toverformule voor een gelukkig en dus volwaardig bestaan. Alsof het leven een en al zegetocht is met de Arc de Triomphe aan de top van een stralende spiraal.
Gelukkig heeft de moderne tijd ons ook een hoop zegeningen gebracht. De keuzevrijheid, bijvoorbeeld, die ook tot de relatie van ons en onze wil is doorgedrongen. Dus waarom je niet gewoon als consument opstellen, bij voorkeur bewapend met enige zelfkennis, en dan kijken welke optie het beste bij je past?
Je kunt met je wil samenvallen, het meest eenvoudige maar ook het meest verraderlijke. Je kunt proberen je wil uit te schakelen, zoals boeddhisten het voorschrijven, om jezelf te verlossen van die eeuwige bron van het kwaad en het lijden. Dan heb je natuurlijk het Opperwezen in verschillende gedaantes - dat wordt weer kiezen, helaas - in wiens veilige handen je je wil kan leggen, wat een hoop gedoe en getob scheelt. Of je kunt je over seculiere zaken ontfermen, desnoods in groepsverband, van de buurzaken tot het verbeteren van de wereld, waaraan je je ziel, zaligheid én wil zal onderwerpen. Dit verschilt niet veel van de vorige optie, maar vereist meer inventiviteit, en praktische zin. De strijd aangaan met je wil om die te onderdrukken, in navolging van de middeleeuwse asceten, behoort ook tot de mogelijkheden: op brood en water leven, op spijkers slapen, zo nu en dan aan zelfkastijding doen om je al te gewillige vlees een lesje te leren.
Dan heb je nog de kunst en creativiteit, de meest verheven en nobele voorstelling van de wil en niet alleen volgens Schopenhauer. Helaas zijn de artistieke transcendente hoogtes slechts voor weinigen weggelegd en dus dalen we weer af naar de gewone sterveling.
Die rest, tenzij hij zijn ziel verkocht heeft aan het glazen huis, niets anders dan de wil als een autonome eenheid te beschouwen, als een niet al te betrouwbare bondgenoot met wie hij een broze coalitie moet zien te vormen, om laverend en manoeuvrerend een halfonthechte toestand te creëren die permanente alertheid vereist maar ook ruimte laat aan onbekommerdheid en lethargie. Met als doel, al dan niet met behulp van een cursus, een onmogelijke consensus te bereiken, tussen het beheersen en het willen, een van de mooiste paradoxen waarmee het leven zich aan ons openbaart.