| |
| |
| |
Paul Groot
Over enige verzen van Vergilius
Uit een e-mail correspondentie
Dag 21
Hi Noortje,
ik ben al een paar weken in Taipei, om mijn Chinees te verbeteren, terwijl de mensen hier mij als een cursus Engels gebruiken. Het is behelpen, mijn kennis van het Chinees is elementair. Een krant kan ik lezen, maar wat ingewikkelder teksten lees ik altijd on-line vertaald via Google. Vertalingen die lachwekkend Engels lijken, zet ik in gedachten terug naar het originele Mandarijn-idioom en zo begrijp ik de bedoeling meestal wel. Uit deze vreemde leeswijze komt alles voort wat ik je hier ga vertellen.
Weet je nog hoe we ooit kibbelden over wat cultuur nu eigenlijk inhield? Tussen jou en mij staat de kloof van wat C.P. Snow ooit de two cultures genoemd heeft, maar toch wil ik je de hallucinante ervaring die ik achter de rug heb niet onthouden. Noemde jij het toeval niet altijd ‘kwantenspel’? Welnu, jouw toeval is mij wel heel goed gezind. Het begon een paar weken geleden toen ik een tweedehandsboekhandel om de hoek binnenliep en daar filmregisseur Tsai Ming-liang tegen het lijf liep. Ik durfde hem niet aan te spreken, maar dook achter een kast om hem in de gaten te houden. Tegelijk blik ik wat om me heen, een kast vol oude Europese literatuur, en ik zie zowaar Catull Liebesgedichte, een slappe Rororo-pocket, ‘lateinisch - deutsch’, uit 1960. Ooit las ik Catullus' poëzie in deze uitgave. Even ben ik terug in toen, de geur van het papier, de aantekeningen bij de tekst, het is een slag in mijn gezicht, ik ben een paar minuten van de wereld. Ik sta daar met dat rozerode boekje in mijn handen en blader naar oldtimers die ik onmiddellijk herken. Allemaal puberaal gesnik op hoog niveau, niemand geeft zo goed vorm aan onvrede en geilheid als Catullus. Of het moest Tsai zijn. Zijn werk is de hedendaagse filmische versie van de zwetende puberseks waar Catullus mee worstelt, maar dan verplaatst naar de chaotische straten van Taipei, met een jeugd die even existen- | |
| |
tieel en aanstellerig is als die in het oude Rome. Ik weet nu dat ik Tsai iets moet zeggen, maar als ik bijkom van mijn verbijstering is hij nergens meer te vinden.
Op weg naar huis prevel ik de woorden van dat ene citaat dat me in de haast opnieuw opviel:
Languidior tenera cui pendens sicula beta
Numquam se mediam sustulit ad tunicam
| |
Dag 43
Hi Noortje,
drie jaar geleden kwam ik voor het eerst naar Taipei om een lezing te houden. Die handelde over Tsai's invloed op Europese filmers. Vijftien minuten voordat ik op moest raakte ik als versteend door het verwende en sceptische publiek en vroeg ik Chi-yang, de student die mij bijstond, mijn lezing voor te dragen. Chi-yang maakte er een mooie vertoning van, hij kent de films van Tsai en lijkt er zo uit weggelopen. Veel gelachen, alles ging perfect, alleen met de namen van wat filmers uit Europa had hij moeite. Ik heb met hem een vriendschap voor het leven gesloten. Nu logeer ik een maand of drie bij hem. Ik heb hem inmiddels over de opmerkelijke overeenkomst tussen Catullus en Tsai verteld. Dat raakte ons wel, alleen al omdat de aanwezigheid van de puberpoëzie van Catullus in de studentenkamer van Chi-yang niet zonder uitwerking zal zijn geweest.
Trouwens, die vreemde gelijktijdige ontmoeting in de boekwinkel heeft me nog lang niet losgelaten. Catullus zit kennelijk nog in mijn lichaam, op een of andere manier brengt de geur van die Duitse pocket mij andere herinneringen. Ik kwam erdoor op het spoor van die heerlijk hallucinogene, naar hout en lijm geurende bladzijden van mijn driedelige Livre de Poche-uitgave van M.'s essays die ik al zolang in Amsterdam bewaar.
Ooit was ik een fan van M. en ik heb heel wat van de door hem geciteerde Latijnse verzen uit het hoofd geleerd. Veel van die oude citaten zijn me ontglipt, maar ik vermoed dat het Catullus-citaat, die jeugdige pornografische slapstick die me nu geregeld door het hoofd spookt, ook met M. te maken heeft. Maar hoe en wat, ik kan er de hand niet op leggen.
Op een avond zag Chi-yang me naar ‘Livre Troisieme, Chapitre V, Sur des Vers de Vergile’ van de Essais googelen. Heeft niks met Catullus of Tsai te maken, zeg ik nog, en meteen herken ik mijn ongelijk: Vergilius is ook een Latijnse dichter. Maar Chi-yang voelt de sensatie die naderbij komt, gaat ook aan het werk en heeft razendsnel een Chinese vertaling van M.'s essay gevonden. Hij plaatst zijn laptop pardoes
| |
| |
op de mijne, duwt me wat opzij en laat M. uit het Chinees weer in het Engels terugvertalen (via http://www.google.com/translate_t).
Wat ik al zei, dit soort vertaalsessies doen we meer, maar ditmaal gebeurde er iets nieuws. Tot dan toe kreeg je op Google op de bronde Engelse vertaling netjes naast de Chinese te lezen. Nu blijkt de vertaling plotseling in een nieuwe lay-out zin voor zin over de oorspronkelijke tekst op te lichten en begint alles door elkaar te lopen. Opeens verkeerde ik in het Utopia dat niet M., maar mijn favoriete essayist Ezra Pound me ooit had voorgespiegeld. Hoe vaak was ik niet weggedroomd bij zijn didactische lessen over de Latijnse literatuur, over zijn voorliefde voor Catullus boven Vergilius. Pound vond dat Catullus Vergilius zonder moeite versloeg, en dat zelfs Gavin Douglas' Engelse vertaling van de Aeneas uit 1514 superieur was aan het origineel, omdat Douglas een betere zeeman was. Zijn inspirerende Cantos waarin je Latijnse vervoegingen in een enkele gedachtegang geüpdatet ziet worden tot Chinese karakters: nooit was ik hem vergeten, die echte foute ruwe stem die moeiteloos Catullus en Confucius in zijn gedichten vermengde. Het was of ik de afgebrokkelde Toren van Babel plotseling hemelhoog zag herrijzen.
Chi-yang heeft niks in de gaten, zet me de volgende bladzijden voor, en als ik weer bij zinnen kom zie ik in M.'s essay over Vergilius verzen van andere Latijnse dichters voorbijgaan. Het is alsof mijn onderbewuste en mijn normale ervaring over elkaar heen glijden en al mijn lichamelijke en geestelijke functies synchroon hun werk doen. Ik blijf hangen als een overslaande grammofoonplaat, tik na tik herlees ik wat ik daar zie, en langzaam raak ik een vreemde extase. In die twee regels die ik daar lees valt alles samen: de essayistische stemming van M. en Pound, de schooierijen van Catullus en Tsai, de geur van Rororo-Catull en Livre-de-Poche-M. Maar ook de stemmen van Chi-yang en mij, die het als bij afroep uitgillen, alsof we in een karaokebar zijn beland:
Languidior tenera cui pendens sicula beta
Numquam se mediam sustulit ad tunicam
Alles opgehelderd. Maar wie verwacht in godsnaam Catullus in een opstel over Vergilius?
| |
Dag 50
Hi Noortje,
hoeveel talen kende M. eigenlijk? Hij refereert lustig aan Griekse schrijvers, spreekt voortdurend over de Griekse goden en helden, maar Griekse citaten tref je bij hem nauwelijks aan. Pound grossiert in citaten, maar de betrouwbaarheid van dit talenwonder heeft altijd on- | |
| |
der vuur gelegen. Zijn twee stokpaardjes, Provençaals en vooral Chinees, zijn in zijn handen wel heel gratuite instrumenten. Maar hier in Taipei, op Taiwan, hecht men nog aan de traditionele Mandarijn-karakters die Mao op het vasteland heeft afgeschaft. En juist dat traditionele gegoogelde Chinees bezorgt mij de ultieme Pound-experience. Of als je dat meer zegt, een Archibald Strohalm-ervaring: het gevoel in een volkomen uit de hand gelopen, hysterisch aandoende hallucinatie te zitten. Alles loopt sinds kort door elkaar, zonder dat ik overigens uit balans raak. Sterker nog, ik voel me er lekker bij hoe Pounds onschuldige opvattingen over het ontstaan van het Chinees hier worden ondergraven. Met Ernest Fenollossa's ‘Essay on the Chinese Written Character’ in de hand had Pound zich een handige ideogrammatische methode eigen gemaakt. Schönspielerei, maar hij meende echt dat het mogelijk was ‘without any study’ mooi wat Chinees te lezen. Want als een Chinees het over ‘rood’ heeft definieert hij dat door de pictogrammen van roest, ijzer, kers en flamingo bij elkaar te brengen. En dat alles in het Chinees ongeveer hetzelfde ging, was voor hem zo klaar als een klontje.
Onzin dus.
Maar dan, heeft mijn eigen tegelijk instinctieve en abstractere ervaring om de letters en karakters te doorgronden, en te begrijpen wat zich daar achter aan geheimen op het witte papier afspeelt, een steviger fundament?
Wel degelijk!
Op jouw suggestie heb ik me ooit met de kwantentheorie ingelaten. En nu blijkt in die enkele, dubbele of driedubbel gegoogelde essays een literaire variant verscholen te zitten. Op mijn laptop veranderen soms de teksten als op slag in een leger aan op letters geïnspireerde vormpjes, ze bewegen zich als kleine insectachtige wezentjes, als spinnetjes in het rond. Maar dan, wat eerst een anarchie aan ontelbare mieren kruipend over het scherm is, verandert langzaamaan in verbijsterende patronen. Als door een onzichtbare magneet mooi gekwantificeerd doordringen ze nu heel geordend de tekst. En dan metamorfoseren ze geleidelijk, de kringelende en over elkaar heen buitelende insecten verstarren tot iets wat steeds meer op de Chinese oer-karakters gaat lijken. Vorm zoekende aanwezigheden die zich aan de tekst opdringen en er zich letterlijk in verschuilen. Het wel heel eendimensionale westerse alfabet, die armzalige zesentwintig letters waarin M. zich uitdrukt, wordt hier verdrongen door zo'n tienduizend potentiële karakters. De klanken maken zich uit hun vertrouwde letters los en transformeren naar de handvol toonhoogten van het Chinees. En meer, ook de geruststellende nostalgische geur van hout en lijm
| |
| |
van mijn livre-de-poche gaat over in de geur van de Chinese supermarkt om de hoek en van de rokende offers bij de tempel hier tegenover die de kamer binnenwaait. Heel inspirerend die zinderende sfeer van woestijnen en theevelden, van zwarte rook en gele wierookwolken. Dat die dan helaas soms verdrongen wordt door de stank van de grote industriecomplexen verderop, moet ik maar voor lief nemen.
Het is net een soort spectaculaire wiskunde: eendimensionale letters ontwikkelen zich razendsnel tot Chinese karakters. Ze nemen vervolgens iets aan als een nauwelijks bij te benen symmetrie, zoiets als de onlangs in kaart gebrachte E8-symmetrie die je alleen in 57 dimensies kunt zien.
Europese abstractie verwordt tot Chinese duivelskunst.
Wat ik daar allemaal niet bij elkaar lees in dat essay over Vergilius! Regels die naarmate ze langer als Gespenster voor mijn geestesoog dansen, duidelijk maken dat ik echt op het geheim van een geweldige artistieke bron ben gestoten.
Welke geheimen zitten er in een tekst van M. besloten? Onvoorstelbaar vele, maar ik wil dit eigenlijk helemaal niet, al die wonderlijke bewegingen en uitstulpingen en andere baldadigheden die de letters als levende entiteiten plotseling op het scherm vertonen. Wie of wat steekt er achter deze raadselachtige geheime krachten? Een eeuwenoude geschiedenis van letters en woorden dringt allerhande interpretaties op. Hopelijk zal de digitale hevigheid wat afnemen als de computer de hele inhoud van het onderbewuste van de tekst over het scherm heeft uitgestort, en komen ik en mijn computerscherm weer tot rust.
| |
Dag 52
Hi Noortje,
zoals de kabbalisten in de Thora het wereldgeheim verborgen weten, heb ik ooit gedacht dat in de gedichten van Hans Faverey de codering van een eenvoudige Turing-machine te vinden was. Ik werkte aan een bewijs daarvan aan de hand van Donald E. Knuths bijna zedig luidruchtige computerbijbel Fundamental Algorithms, waarbij ik de schema's van zijn virtuele mix, 's werelds eerste ‘polyunsaturated computer’ zoals hij het zelf noemt, met Faverey's zinnen vulde. Het leek mij de ideale manier om alfa- en bètacultuur, soft- en hardware als in een allegorische greep te doen samen vallen. Niet langer die zeurende scheiding tussen programma en methodiek, tussen vorm en inhoud. Zo kon ik mijn bijna existentiële angst voor het uiteengaan van de ‘two cultures’ van Snow bestrijden, in één gracieuze beweging.
De laatste uren had ik dat oude gevoel weer terug, alsof ik nu heel
| |
| |
dicht bij een oplossing was. Ergens in mijn omgeving, in mijn verste ooghoeken, drong zich een heel mooie sequentie op, een gracieuze formule, iets dat mij alsmaar voor ogen zweefde maar dat zich, als ik het eindelijk te pakken dacht te hebben, weer onttrok aan mijn greep. Tot toen uiteindelijk ik als bij toeval de Unicode-tabel opende waarmee ik af en toe ingewikkelde Chinese karakters oproep. Het bleek de eyeopener. Waar ik naar had uitgezien gebeurde, plotseling trok de chaos van tekens die al weken over mijn scherm spookt, zich terug en nam alles weer zijn gewone plek in.
Er is nu een goed gevoel van rust over me gekomen. Het is alsof alle chaos van de afgelopen tijd voorbij is nu ik erin ben geslaagd een literaire kwantensprong te provoceren. Maar of die even geloofwaardig en voor herhaling vatbaar is als die kleine sprong in de energietoestand van een elektron? Wie, behalve jij en Chi-yang, zal mijn verhaal willen geloven? Toch voel ik me zoals Bohr zich gevoeld moet hebben toen hij het bestaan van de kwantensprong had ontdekt, of, anders, zoals Benoît Mandelbrot toen hij op het geheim van de fractals was gestoten met zijn even eenvoudige als geniale formule, Z n+1 = Z 2n+c.
| |
Dag 75
Hi, Noortje,
ik heb een paar nachten van opwinding wakker gelegen, maar nu gaat het beter. Ik zal je vertellen hoe het met de regels van Catullus is afgelopen. Eigenlijk wilde ik Chi-yang er verder buiten houden, omdat ik nogal hecht aan de prudentie waarmee we met elkaar omgaan. Pas vanochtend in de Starbucks coffeeshop - waar hij me elke dag een paar uur Chinees leert door over van alles en nog wat te babbelen, waarop ik mijn beste Engels op hem beproef - vertelde ik hem aan de hand van de Duitse vertaling in de Rororo-pocket, wat dat citaat werkelijk betekent:
Sein Spiesslein hing ihm schlapper als Mangold herab und
hob sich niemals empor bis zu der Mitte des Hemds.
Ik begrijp ook opeens waarom mijn onderbewuste dat citaat zolang heeft achtergehouden. Kennelijk ben ik al even schijnheilig als de redacteur van de Gallimard-uitgave van M. die ik er van de week op de universiteit nog eens op heb nageslagen. Deze Pierre Michel schrijft heel aanstellerig over dit citaat uit Catullus' zevenenzestigste gedicht: ce vers obscene signifie que le mari etait mou et impuissant. Bij Chi-yang riepen beide regels, die ik zo goed mogelijk in het Engels trachtte te vertalen, zoveel gelach en plezier op, dat ik met zijn mobieltje snel een pix van hem heb gemaakt. Ik stuur die meteen mee. Hij zegt dat hij je graag een keer wil ontmoeten, maar wil wel eerst jouw
| |
| |
portret zien. Zijn homepage vind je op http://www.wretch.cc/album/ambassador.
Ik ben nog steeds op zoek naar de definitieve formule, maar Chi-yang heeft me verboden voorlopig nog te computeren. Ik ben nu bijna de hele dag in gesprek met wie maar tegen me aan wil praten. Het gaat heel goed met mijn Chinees, ik hoop je gauw weer in levende lijve te spreken.
Beste groet
|
|