aan, en hij besluit over te steken maar verzint ook een list. Hij trekt een dagmars op en doet dan net alsof hij terugkeert maar laat wel enkele verzwakte soldaten en veel voedsel en wijn (een luxe die de Massageten niet kennen) achter. Ze vallen aan onder leiding van de zoon van Tomyris, drinken het ‘vuurwater’, en worden verslagen door de - teruggekeerde - Perzische hoofdmacht. Tomyris, die tot nu toe een defensieve koers gevaren heeft, gaat nu, nolens volens, over op de aanval: ze vraagt Cyrus haar haar zoon terug te geven en zweert dat als hij dit niet doet, ze hem bloeddorstig als hij is zal verzadigen met bloed. Natuurlijk luistert Cyrus - weer - niet en haar woord gestand doend leidt nu Tomyris zelf haar troepen in de strijd. Er ontbrandt een gevecht dat Herodotus bewonderend het ‘hevigst’ van alle barbaarse veldslagen noemt. Uiteindelijk worden de Perzen met grote verliezen verslagen, en ook Cyrus zelf sneuvelt.
Alsof dit nog niet een huzarenstuk genoeg is, gaat Tomyris op het slagveld op zoek naar het lijk van Cyrus, dompelt zijn hoofd onder in een zak gevuld met bloed, en spreekt de verslagen tegenstander in de beste homerische traditie toe: ‘Jij hebt mij, hoewel ik leef en in de strijd gewonnen heb, vernietigd, door mijn zoon met een list om te brengen. Ik zal jou precies zoals ik gedreigd heb met bloed verzadigen.’ Herodotus noemt haar woorden ‘honend’ maar ik zou ze zelf liever schrijnend of tragisch willen noemen.
Tragisch is ook mijn derde goede vrouw: Vergilius' Dido. Wie kent niet, al was het maar via Purcells bloedstollend mooie opera, het verhaal van de Carthaagse koningin, ook een weduwe, die de Trojaan Aeneas en zijn mannen na een zware storm op haar kusten aangespoeld liefdevol opneemt, verliefd - gemaakt - wordt, een korte amour beleeft maar dan abrupt in de steek gelaten wordt door pius Aeneas, die door moet met zijn missie, het stichten van Rome, en ten slotte zelfmoord pleegt. We hebben hier te maken met een vrouw die het midden houdt tussen Penelope, sterkste in de slaapkamer, en Tomyris, veldheer tegen wil en dank. Immers, Dido is op het moment dat Aeneas in beeld komt bezig een nieuwe stad te bouwen. Dux femina facti, zegt Vergilius van haar, een uitspraak die ik graag als motto cadeau doe aan het Nederlandse financieringsfonds voor vrouwen Mama Cash: ‘De leider van de onderneming (is/was) een vrouw’. Zij doet wat Aeneas nog moet gaan doen en hij staat in ademloze bewondering. Maar dan besluiten Venus en Juno dat het voor Aeneas opportuun is dat deze vrouw voor hem valt. Van trotse vrouw verandert zij in aangeschoten wild, gewond door een pijl van Cupido, loopt ze verdwaasd door haar stad, ‘net zoals een hinde door een jagende herder in Kreta's bossen onverhoeds van verre door een pijl getroffen is; het vliegend