geen vingers. En hadden we nooit leren tellen. Dat is wat de etymologie (dat spitten in de aarde van de taal) ons leert.
Ik moet, in deze kleine uitgewaaierde verhandeling (waarvoor de aanduiding essay wat al te weids lijkt) nog eenmaal terugkeren naar het uitgangspunt, de duim. Vreemd genoeg kent het Grieks nog geen echt apart woord voor de duim. De Grieken noemden de duim de tegenhand (anticheir). Daarmee wordt natuurlijk heel fraai de eigenschap der opponeerbaarheid benoemd. En dat niet alleen. Hier krijgt de duim de betekenis van: datgene waar het in de hand om draait - de duim als het centrale onderdeel van de hand. Alsof de hand in haar eentje, dankzij de duim, eigenlijk twee handen is. Hand en tegenhand, ja, mooi is dat.
In diverse talen wordt de duim ook wel aangeduid (of impliciet gezien) als de vader van de vingers. Iets van dat gezag van de duim klinkt misschien nog door in het vingerrijmpje: Naar bed, naar bed, zei Duimelot./ Eerst nog wat eten, zei Likkepot./ Waar zal ik het halen? zei Lange Jan./ Uit grootvaders kastje, zei Ringeling./ Dat zal ik verklappen, zei 't Kleine Ding.
Het Latijn van de fysiologie is de taal waarmee de medische wetenschap de vingers telt. Dat Latijn van de medici, het zal ons nu niet meer verbazen, kent aan de duim de eerste plaats toe. De duim heet vinger nummer één: Digitus i (en zo wordt er vanaf de duim verder genummerd: de wijsvinger is ii, de middelvinger iii, de ringvinger iv, de pink v).
Anders dan de Grieken hadden de Romeinen wel een woord voor de duim: pollex. In het Frans is dat pouce geworden. Daarin zit etymologisch iets dat ‘veel, vol, sterk’ betekent. Eigenlijk eenzelfde teneur heeft de etymologie van het woord duim, waarvan de stam tum is - het tum dat in tumeo zit en dat gezwollen of dikzijn betekent. De duim is de dikkerd. Misschien klinkt er ook in dat opzicht een zekere verongelijktheid door in het vingerversje. De vingers willen bijbunkeren.
Hier wordt tegelijk een zekere rolverdeling tussen de vingers zichtbaar. Het is een rolverdeling die ook te vinden is in de vele uitdrukkingen waarin vingers voorkomen. Maar hier begint in feite het (al even fascinerende) terrein van de mythologie en de antropologie. Hoezo immers, dat kennelijke intellect van de pink? Vanwaar die evidente onbeschoftheid van de middelvinger? De duim, jawel, dat is de macht.