nieuwe, burgerlijke elite. Duizenden ouders moeten, net als mijn vader, hun kinderen hebben voorgehouden dat ze op het gymnasium in contact zouden komen met de wortels van de Europese beschaving.
De liefde voor de klassieke letteren en het idee dat onze cultuur voortbouwt op die van de oude Grieken en Romeinen, wel eens aangeduid als ‘neohumanisme’, gaf de Europese burgerij iets gemeenschappelijks. Het verbond de burgerlijke elites van de nationale staten op het moment dat het christendom, bekritiseerd door de Verlichtingsfilosofen, dat niet langer kon. Zo functioneerde het in de negentiende eeuw en in de twintigste: het is geen toeval dat het Verdrag tot oprichting van de Europese economische gemeenschap werd getekend op het Capitool in Rome.
Het neohumanisme verbindt ons, maar daarvoor betalen we een prijs: om te kunnen blijven verbinden, moet het idee onveranderlijk zijn. Canonieke kennis verdraagt geen nieuwe wetenschappelijke inzichten.
Neem de geschiedenis van de archeologie. De prehistorische archeologie ontwikkelde allerlei nieuwe interpretatiemodellen en kon al rond 1900 aantonen dat Centraal-Europa in het eerste millennium v.Chr. een van de belangrijkste centra was geweest van culturele vernieuwing. Daarmee stond de opvatting dat onze beschaving haar wortels heeft in Attika en Latium ter discussie, maar omdat niemand op dit revisionisme zat te wachten, werd het genegeerd. In plaats daarvan ontstond de discipline van de klassieke archeologie, die zich beperkte tot kunstgeschiedenis en zich onthield van conclusies die het neohumanisme ondermijnden. Dat leverde schitterende boeken op over het ontstaan van de Europese kunst in Griekenland en Rome, maar was tegelijk gevaarloos.
Sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw wordt met succes geprobeerd de verworvenheden van de prehistorische archeologie toe te passen bij de bestudering van de culturen rond de Middellandse Zee. Op dit punt heeft de wetenschap zich bevrijd van een dogma, maar elders staat het neohumanisme de waarheidsvinding nog altijd in de weg: de focus blijft op Europa liggen, hoewel we sinds de ontcijfering van de hiëroglyfen en het spijkerschrift weten dat Griekenland eeuwenlang intensief leentjebuur heeft gespeeld.
Dat de geleerden in de negentiende eeuw de ogen sloten voor het oude