| |
| |
| |
Matthijs van Boxsel
Hoe onze geest zichzelf hindert
Nederland is bijna klaar. Het is alleen jammer dat de Nederlanders zelf nog niet klaar zijn. Dat zijn nog altijd zeurders en kankeraars. Daar moet nog heel wat aan gebeuren. We zullen daar nog diepgaand onderzoek aan moeten wijden.
Max Reneman, Deskundoloog van de Insektensekte
Wat is een Nederlander? Wie zich als Nederlander identificeert, onderscheidt zich in taal, kleding of eetgewoonten van de Belgen, de Duitsers, de Engelsen enzovoort. De verschillen met andere naties bakenen het ‘wezen’ van de Nederlander af. Nationaliteit wordt gedefinieerd door een buitengrens.
Maar Nederland kent ook een binnengrens, want welke Nederlander is de ware Nederlander? Erasmus? Rembrandt? Drees? Beatrix? Cruijff? De vacature is door de eeuwen heen door steeds andere personen en groepen vervuld. Zijn het de arbeiders die het land hebben opgebouwd? De middenstanders als motor van de economie? Is het de dominee-koopman? De ware Nederlander verandert voortdurend van gezicht.
De exclusieve toekenning van het Nederlanderschap leidt tot een paradox die we ook herkennen in de ‘Partij van Nederland’, de politieke partij die beweert als enige boven de partijen te staan. De paradox is eveneens werkzaam in de verkiezing van Miss Nederland, die de hele natie vertegenwoordigt omdat ze anders is dan alle andere Nederlanders, ‘uniek in haar soort’. Denk verder aan de Nederlandse troonopvolgers die hun huwelijkspartners uit het buitenland halen, als om hun buitenissige status te beklemtonen. (Zie ook De Gids, nr. 11, november 2006.)
| |
De Ware Nederlander
De permanente afwisseling van vaandeldragers van de natie doet de patriottische parade verkeren in een carnavalsstoet. Aan iedere kandidaat is een steekje los.
| |
| |
Of moeten wij bij de ware Nederlander niet denken aan het puikje van de natie, maar aan de doorsnee-Nederlander? Volgens de wetmatigheid van de uitzondering, de statistiek, kunnen we een profiel van de ware Nederlander schetsen met idiotismen als zuinigheid, tolerantie uit welbegrepen eigenbelang, koningsgezindheid, of het gemiddeld kindertal, inkomen en caravanbezit. Maar zelfs als wij denken de ware Nederlander te kennen met al zijn goede en slechte eigenschappen, wie heeft zijn adres?
Alles wat echt is aan een mens als vingerafdruk, lengte of kleur iris, is aan de ware Nederlander onbepaalbaar. En wanneer iemand als typische Nederlander wordt gekarakteriseerd, dan heeft hij misschien een of meerdere, maar nooit al die eigenschappen in dezelfde mate. Bovendien verandert de definitie van de ware Nederlander per tijd en plaats.
Jan met de Pet, Jongens van Jan de Witt, of - voor buitenlands gebruik - Hansje Brinker en vrouw Antje maken duidelijk dat het gaat om allegorische figuren die staan voor de ongrijpbare idiotie die per land verandert van kleur en vorm. De kwinkslag: ‘Je kunt een Nederlander wel uit Nederland halen, maar Nederland niet uit een Nederlander’, onthult de steen des aanstoots.
| |
Nederlandser dan een Nederlander
Vanwege die idiotie is het per definitie onmogelijk een ware Nederlander te worden; we schieten tekort of schieten ons doel voorbij. Een Nederlander die zich volledig ontplooit als Nederlander, is niet langer een Nederlander, maar heet Nederlandser dan een Nederlander. Denk ook aan de uitdrukking: ‘Dat boek is van on-Nederlandse allure’, die alleen kan slaan op een Nederlands boek dat afwijkt van de Nederlandse norm.
Dit merkwaardige fenomeen herkennen we ook in het inburgeringsvraagstuk. De heren Koot en Bie, verenigd in Het Simplisties Verbond, presenteren de ‘groentenist’ Blok die het vreemdelingenprobleem als een taalprobleem ziet, en daarom studie maakt van het Berbers, Turks en Papiamento. Hij spreekt klant Mehmet Pamuk, afkomstig uit ‘Constantinopoulos’, toe in een achterlijk taaltje: izzegoed, apies (aardappels), de appel zit vol beestjes (vitaminen). Pamuk daarentegen spreekt hypercorrect Nederlands; zo vervoegt hij zich bij de zuivelhandel voor lammetjespap.
Dit is geen karikatuur, maar een imitatie van de gekte die de kern vormt van het migrantendilemma. ‘Wij moeten ons Nederlandser dan Nederlands gedragen,’ zegt een Marokkaanse taxichauffeur in Amsterdam; tegelijk voelt hij zich in Nederland Marokkaanser dan
| |
| |
Marokkaans. Vreemdelingschap heeft van de weeromstuit een nationaliserend effect: ‘Surinamers in Nederland voelen zich meer Surinamer en minder hindoestaan of creool dan in Suriname.’ Dit kan ertoe leiden dat immigranten nationalistischer dan nationalistisch worden. Marokkanen huldigen waarden en normen die in Marokko nauwelijks meer leven. Turken in Istanboel lopen in minirok, terwijl een bermuda in Nederland al een probleem vormt. De Algerijnse gemeenschap in Frankrijk richt zijn schotels op de Algerijnse televisie, terwijl Algerijnen in Algerije hun schotels naar Frankrijk richten.
Al deze paradoxale ontwikkelingen draaien om de ongrijpbare idiotie omwille waarvan we elkaar beminnen of de hersens inslaan.
| |
De twistappel
Ons begrip van het Nederlanderschap is altijd vertroebeld door ons Nederlander zijn. Kortom: welke Nederlander beantwoordt volledig aan het begrip Nederlands? Goed beschouwd niemand. Het ontbreekt Nederland niet aan inwoners, maar aan Nederlanders. Iedere Nederlander heeft iets on-Nederlands.
Geen enkele Nederlander kan zich volledig verwerkelijken, ‘worden wat hij is’, niet omdat het Nederlanderschap een onbereikbaar transcendent ideaal is, een soort platoons archetype, een hogere werkelijkheid waar de empirische Nederlanders gebrekkige afspiegelingen van zijn; het Nederlanderschap zelf is het obstakel, een immanente grens die de Nederlanders voor eeuwig verhindert identiteit met zichzelf te bereiken, ware Nederlanders te worden, een harmonieus geheel te vormen.
Ziedaar de zelfdestructieve domheid van Nederland. Zodra de vraag naar het Nederlanderschap wordt gesteld, plooit de buitengrens zich om tot een interne grens. Het overkoepelend Nederlanderschap waar allen hun identiteit aan ontlenen, verkeert in een ‘skandalon’ dat die identiteit van binnenuit verhindert. De rijksappel in de hand van onze vorstin, symbool van de geografische en bestuurlijke eenheid van de natie, wordt een twistappel die tussen de inwoners wordt gegooid met de mededeling: voor de ware Nederlander.
| |
Sake
Wij moeten het perspectief omdraaien. Er is geen Nederlanderschap buiten de onderling tegenstrijdige pogingen van de inwoners hier greep op te krijgen. Het Nederlanderschap is identiek met de strijd om het Nederlanderschap.
| |
| |
Volgens Johan Huizinga betekent het Middelnederlandse woord ‘sake’ oorspronkelijk: twist. Iedere Zaak is een in het voordeel van één partij beslechte sake. Achter de vrede gaat een sluimerende burgeroorlog schuil. In de uitdrukking ‘de nationale zaak’ is die oorspronkelijke betekenis verloren gegaan. ‘En juist op dien overgang van beteekenis komt het hier aan.’ De natie krijgt pas identiteit in het geschil. Er bestaat geen eigenheid buiten de verminking, zoals het woord ‘volkskarakter’ al aangeeft. Het Nederlanderschap valt samen met het falen voor het Nederlanderschap. De Nederlander is typisch Nederlands in de Keukenhof, Urk, het poldermodel, de Elfstedentocht, Koninginnedag, de Deltawerken, de frikandel, klompen, molens, tulpen en andere min of meer monumentale blijken van zijn onvermogen greep te krijgen op het Nederlanderschap. Domheid definieert onze identiteit. Omdat deze kennis ons iets te veel is doen wij net alsof de nationaliteit wordt bedreigd door achterlijke volksgroepen die hun plaats niet kennen.
| |
Wien Neêrlands bloed...
De nationalist die beweert dat een allochtoon nimmer het volkseigene van de Nederlander zal begrijpen, suggereert dat er ‘echte’ Nederlanders zouden bestaan, van vreemde smetten vrij. Maar aan iedere Nederlander kleeft een vuiltje, als een oerzonde die zijn bestaansvoorwaarde is. Daarom heeft het ook geen zin te zeggen dat er geen ware Nederlanders bestaan: de Nederlander is iemand die in het reine poogt te komen met zijn eigen idiotie. Zonder smet geen Nederlanders.
Iedere Nederlander getuigt voortdurend van wat hij had moeten zijn, maar nooit volledig kan worden. Hij moet zichzelf voortdurend bewijzen. Ziedaar het calvinistische dat iedere Nederlander kenmerkt. Iedere dag opnieuw moeten wij allen een inburgeringsexamen afleggen. Het resultaat noemen wij onze vaderlandse geschiedenis.
Stel dat we exact zouden weten wat een ware Nederlander is; het collectief bereiken van dit ideaal zou funest zijn voor Nederland; niemand zou zich nog in hoeven spannen om zich te bewijzen. Nederlanders onderscheiden zich van elkaar door hun onvolkomenheden; als ze allemaal perfecte Nederlanders waren zouden ze allen hetzelfde zijn, klonen.
Net als de vliegende Hollander drijft een niet in te lossen gelofte ons verder. Tot een martelaar opstaat die - gevraagd of ongevraagd - bereid is zich uit ‘liefde voor het vaderland’ te offeren.
| |
| |
| |
De roep om de Ware Nederlander en vaderlandsliefde
Op zoek naar de gewone Nederlander ondervragen de heren Spaan en Vermeegen in het televisieprogramma Pisa (‘over alles wat scheef is in Nederland’) begin jaren tachtig willekeurige voorbijgangers: de ene eet - als alle gewone Nederlanders - op vrijdag chinees, wast op zaterdag de auto, bezoekt op zondag de schoonouders, maar blijkt, helaas, specialist in de Kama Sutra; de ander gaat - als alle gewone Nederlanders - met zijn caravan op vakantie, heeft een tegeltje aan de muur met de tekst ‘Van het concert des levens heeft niemand het program’, doet op maandag de was, maar blijkt, helaas, bespeler van de Polynesische neusfluit. En zo leidt hun queeste van de een naar de ander, zonder de gewone Nederlander ooit te vinden. Daarom is de roep om de ware Nederlander tragisch.
Vaderlandsliefde daarentegen zoekt niet, maar vindt: André Hazes, de depressieve, alcoholische zanger van het levenslied is de Echte Nederlander; Pim Fortuyn de kale, homoseksuele dandy, professor van het volk, is de Grootste Nederlander. Het gaat er niet om dat deze personen omwille van hun gebreken of afwijkingen worden geliefd; in deze mannen met al hun aberraties is de ware Nederlander vlees geworden. Daarom is vaderlandsliefde komisch.
Volgens statistisch onderzoek behoort de gemiddelde sokkelhoogte in Nederland tot de laagste in Europa; de toetreding van Polen, Roemenië, Hongarije en andere voormalige Oostbloklanden heeft het er niet beter op gemaakt.
|
|