in elk geval hunkeren naar dat toverhoekje, dat hoofdkwartier van waaruit je destijds je geboorterecht als koning van het soloversum uitoefende. Toen de idee dat je jezelf moest proberen te blijven, niet eens in je opkwam omdat je onmogelijk iets anders had kunnen zijn. Nu houdt dat een opdracht in waar je tussen de vele drukke bezigheden door nauwelijks nog aan toe komt. Gelukkig is er de liefde, dat aan allen beloofde zij het niet voor iedereen bereikbare paradijs waar je zijn mag, ja, zelfs zijn móét wie je bent. Genomen worden voor wie je bent, van top tot teen, van binnen en van buiten, van geest tot gen, gewoon omdat jij het bent en om geen enkele andere reden, is dat niet de tautologische zaligheid die de liefde belooft? Vroeger stond je eigenliefde daarvoor in, nu heb je de hulp nodig van een ander van wie je mag geloven dat hij deze belofte tot op bevredigende hoogte zal waarmaken.
Omdat liefde uniek is, of in ieder geval op uniciteit is gericht, bestaan er, althans in principe, oneindig veel variaties op. Laten we ons concentreren op het genre van de biologisch vruchtbare liefde, waarbinnen de verbintenissen in al hun verscheidenheid van kwaliteit vaak tot een vergelijkbaar resultaat leiden: er wordt een kind geboren.
Op een goeie dag sta je daar in de verloskamer met het bundeltje stof en vlees dat de vroedvrouw je in de handen heeft gelegd. Je bent net getuige geweest van een gebeuren waarvan de statistische oerbanaliteit niet in verhouding staat tot zijn verbijsterende concreetheid. Daarin zijn het sterfbed en het kraambed aan elkaar gewaagd. Je hebt kreten gehoord die je de stuipen op het lijf joegen. Het leek een strijd op leven en dood. De moeder van de pasgeborene heeft het gehaald, maar ze is uitgeput. Ze reageert nauwelijks wanneer het leverkleurige spook van de placenta uit haar onderste glipt. Dat de gynaecologe met bloederige steken de wonde hecht, daar waar normaal geen naald zou mogen komen, doorstaat ze eveneens onbewogen. Het is een slagveld waar je je een volkomen buitenstaander voelt. Tegelijkertijd ben je, zonder veel te kunnen doen, een betrokken partij. Niets zal meer zijn zoals het was. Neem nu dat gewassen en gewogen pakje dat je in je handen houdt. Het heet een mens te zijn. Maar heb je ooit een mens vastgehouden waarvan de emotionele impact zo onevenredig was met zijn lichamelijk gewicht? Vroeger, toen je je ouders nog knuffelde, waren die zo groot en sterk als paarden. En de leeftijdsgenoten die je later begon te knuffelen, vielen min of meer binnen je eigen gewichtsklasse. Maar dit? Je spant je spieren opdat je het niet zou laten vallen, je zet je schrap alsof het honderd kilo weegt, en het weegt niets. De disproportie tussen de mentale ruimte die het inneemt en zijn fysieke massa, geeft je het gevoel dat het zweeft. Een wolk van een baby, je zal het nog vaak te horen krijgen.