te leren kennen, om te spélen dat ik me in haar verdiepte?
Door mijn treuzelende houding openbaarde zich een toestand waarin de gebeurtenis, hoewel hij werkelijk gebeurd moest zijn, op mijn tussenkomst wachtte alvorens hij plaats kon gaan vinden. Laat maar rustig wachten, werd er in mij gedacht.
Een ander in mij, die zich al die tijd stil had gehouden, was ondertussen met grote passen de trap op gesneld. Mijn kinderen, is er iets met mijn kinderen? De kinderen waren op de crèche ondergebracht, dat was die ander zeker even vergeten. In zijn gedachten lagen zij boven te slapen. Zijn ongerustheid richtte zich dus op een loze en willekeurige ruimte, terwijl de ruimte waarin zij zich werkelijk bevonden op dat moment voor hem niet eens bestond.
Kinderen gered, enkel door ze in het bewustzijn te verplaatsen van het ene compartiment naar het andere.
Wat zich niet meer zo gemakkelijk liet verplaatsen was de chaos in de kamer ernaast. Die ontstond ter plekke, nu ik er getuige van was, alsof hij braaf gewacht had op mijn komst. Pas op het moment waarop je je een gebeurtenis toe-eigent (het is mijn boekenkast die hier is omgevallen) ontstaat het probleem van handelen/ingrijpen en moet je, zoals het heet, iets doen.
Ik ben nooit zo'n toe-eigenaar geweest, ik houd de mogelijkheden liever in stand.
Wie handelt, dicht zich een rol in de gebeurtenis toe. Veroorzaker, oplosser. Dirigent van het orkest der causaliteiten. Heer en meester over de beperkingen. Inkorter, afknipper. Tot het punt wordt bereikt van: zo is het en niet anders. Wie handelt, verkleint de wereld, reduceert haar tot een formaat dat hij het zijne noemt: zijn eigen formaat. Doen is een vorm van denken die beperkt.
‘Wat sta je daar te dromen?’
Inderdaad stond ik daar maar te staan, in de deuropening. Het mij toegeworpen probleem toonde zich zo onoverzichtelijk groot dat ik het liever onaangeraakt zou laten.
Waarom kon dat eigenlijk niet? Het was een mooie berg boeken geworden, ik zag er de onverwachtste exemplaren uit opdoemen en wat de chaos mij beloofde was een telkens nieuw gezichtspunt, een oneindige toegang tot het ongekende, want niets toonde zich in zijn vaste verband.
Ik stapte naar binnen en viste een boek uit de menigte, verloor mij in een passage en vergat waar ik mij bevond, verdween in de ontzaglijke ruimte van de tekst.
Toch moest ik mij mijzelf herinneren alsook het probleem dat ik mij had toegeëigend, buiten mijn wil, buiten mijn schuld, door toeval