In de jaren na de oorlog was er bij de legerleiding van de meeste grote mogendheden geen enkel enthousiasme voor de tank en de ideeën van Fuller over de nieuwe tankoorlog. De tank werd beschouwd als een kwetsbaar wapen, waarvan je eigenlijk meer last dan gemak had. Deze kortzichtigheid viel wel enigszins te begrijpen, omdat de eerste generaties tanks mechanisch uiterst onbetrouwbaar waren. Het Engelse leger was aanvankelijk wel geïnteresseerd in de verdere ontwikkeling van de tank, maar zag jammer genoeg in de jaren dertig af van de opbouw van zelfstandige gemechaniseerde eenheden, zoals Fuller had aanbevolen.
In het Verdrag van Versailles werd het Duitse leger aan banden gelegd. Het gebruik van tanks werd expliciet verboden. Achteraf bleek dat een zegen, omdat de Duitsers nu helemaal opnieuw konden beginnen met de nieuwste inzichten. Vanaf 1933 werkten zij, geheel volgens de ideeën van Fuller, aan de opbouw van op zichzelf staande pantserdivisies. Bij de aanval op Polen in september 1939 bleken die pantserdivisies een wapen van verbijsterende effectiviteit. Hoewel de Duitse tanks eigenlijk niet veel bijzonders waren - geschut en bepantsering waren te licht - werden zij tactisch en strategisch superieur gebruikt. De stootkracht van de pantserdivisies werd versterkt door het gebruik van duikbommenwerpers die in radiografisch contact met de tanks stonden. Eerst werden de zwakke plekken van de tegenstander opgezocht, vervolgens werd daartegen de maximale vuurkracht van de tanks en de vliegtuigen geconcentreerd. Al deze operaties werden uitgevoerd met een tot dan toe ongekende snelheid. De door Fuller bedachte Blitzkrieg leidde tot snelle demoralisatie van de tegenstander. Het volgende jaar wisten de pantserdivisies, opererend in het kader van een geniaal aanvalsplan, het Franse leger in enkele weken uit te schakelen.
Naarmate de oorlog vorderde leerden de geallieerden steeds beter hoe zij de Duitse pantserdivisies moesten bestrijden. Zodra de Duitsers te maken kregen met gelijkwaardige tegenstanders, die, zoals de Russen, zelfs beschikten over aanzienlijk betere tanks, werd weer duidelijk dat tanks zeer kwetsbare wapens waren. De tank was bij uitstek geschikt voor open terrein, met een droge ondergrond, waarin met grote snelheid goed gecoördineerde operaties konden worden uitgevoerd. Net als in de Eerste Wereldoorlog was modder de pest voor tanks. ‘Generaal Modder’ schakelde aan het oostfront zeker tien procent van de Duitse tanks uit en veroorzaakte bij de rest ernstige slijtage. Ook in een bosrijke of bebouwde omgeving was de tank, beroofd van zijn snelheid en wendbaarheid, bijzonder kwetsbaar.
De beste leerlingen van de Duitse pantsergeneraals waren onge-