De Gids. Jaargang 170
(2007)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 701]
| |
Elsbeth Etty
| |
[pagina 702]
| |
deel van onzekerheid - helpt die waarde a priori om zeep. Bij de redactie van het bijvoegsel Boeken van de krant waar ik werk geldt de regel dat telkens andere recensenten kijken naar schrijvers, gevestigde reputaties telkens opnieuw en vaak door anderen dan hun voorgangers in ogenschouw worden genomen en elk tevoren als geldig verkondigd oordeel aan herziening kan worden onderworpen - dat is de waarde ervan. Hoe anders is dit gesteld in andere literatuurbijlagen die ik zou kunnen noemen en - vooruit - ik zal er één noemen, het bijvoegsel Cicero van de Volkskrant, dat al jaren gebukt gaat onder de vooringenomenheid van de dienstdoende recensent Nederlandse literatuur, wiens oordeel bij voorbaat waardeloos is wegens datzelfde ‘bij voorbaat’ - zijn recensies zijn dermate voorspelbaar, dat een lezer ze met de kopieerknop op het toetsenbord zelf kan schrijven, wat een mens de moeite van het lezen bespaart. Altijd staat tevoren vast dat dezelfde recensent Voskuil zal bespreken, dezelfde Nooteboom, dezelfde Mulisch, en ook wat diens oordeel is, staat lang tevoren vast, aangezien de angst zich te laten verrassen bij deze recensent tot een eigenaardige vorm van fobische catatonie is geworden, die zich alleen maar van andere vormen van catatonie onderscheidt doordat de mondspieren eeuwig in beweging blijven.
Hoe kan een lijder aan zulke verlammende angsten als recensent van kunstwerken acteren? Uitsluitend door secundair te reageren; wegens de onmogelijkheid een onafhankelijk oordeel te vellen zit er voor zo iemand niets anders op dan af te wachten hoe andermans oordelen luiden, bij voorkeur niet om deze vervolgens over te nemen, maar om zich er tegen af te zetten, teneinde onder het mom van de polemiek toch nog wat te berde te kunnen brengen - als de nahik van de dronkenman. De recensent over wie ik spreek is Arjan Peters. aan elke slaaf een duiventree om het licht in te trappen van zijn
ondergang
aan elke pisbuis een priester
aan elke vagina een pater
bruggen van academies bloed
gedragen door te korte hartslagen
De waarde van ons oordeel, dat dus volgens mij samenhangt met het vermogen zich te laten verrassen, kan door een ander uitsluitend worden gewogen met de weegschaal van de eerlijkheid; een onoprecht oordeel is waardeloos. Met Peters is het probleem niet alleen de voor- | |
[pagina 703]
| |
spelbaarheid van zijn meninkjes (dan zou ik hem te veel eer bewijzen door zijn geval ter illustratie naar voren te brengen); die meningen zijn namelijk niets meer dan een elastieken worstenvel dat altijd past rond de worst die een baasje hem toewerpt; zijn probleem is de poging anderen naar zijn niveau van denken omlaag te trekken door het stelselmatig en consequent in omloop brengen van leugens. De leugens die hij in omloop brengt, moet men niet zien als een eenvoudige vorm van onwaarheid of laster, maar als een leefregel van de criticus die kunstenaar wil zijn (want de dichter zegt: ‘ik ben de schielijke oplichter/ der liefde, zie onder haar de haat/ en daarop een kaaklende daad’). Peters heeft deze poëtica van de schielijke oplichter gereduceerd tot de neurose van de kleine oplichter die zijn oordeel voor een paar honderd euro verkoopt, hetgeen tot het antwoord op de vraag naar de waarde van ons oordeel kan bijdragen. Het is onnodig in dezen de notoire feiten te herhalen; de armzalige reputatie van deze door jaloezie vergiftigde geest is genoegzaam beschreven: ‘Iemand die om acht uur prijst wat hij om tien uur laakt is geen achtenswaardig man’ (Cees Nooteboom over Peters); ‘Een criticus met twee petten op’ (Joost Zwagerman); ‘Windvaan en schnabbelaar Arjan Peters heeft voor iedere broodheer een aangepast oordeel. [...] Naar welke portemonnaie zal hij straks zijn oor laten hangen?’ (Sylvain Ephimenco). De dubbele moraal, de gelegenheidsoordelen, de onbetrouwbaarheid en de zielige corruptie van het type kleine krabbelaar, die onder meer leidden tot een schorsing uit zijn functie door de hoofdredactie van de Volkskrant, zijn in dit verband slechts interessant omdat Peters de waarde van zijn oordelen uitsluitend kan vermeerderen door middel van feitelijke aantijgingen, die zonder uitzondering ook nog eens feitelijke onjuistheden zijn. Kort gezegd: Peters liegt altijd. En deze infamie is geen stijlfiguur van hem, het is het gevolg van de deerniswekkende onmacht om onafhankelijke of verrassende, laat staan goed beargumenteerde trefzekere waardeoordelen te formuleren. Het is een oude wijsheid: ons gemoed reageert zijn emoties af op de verkeerde dingen als de echte ontbreken. Wie geen echte fantasie en geen eigen oordeel heeft, is aangewezen op de leugen. Peters als recensent is iemand die noch het floret van de ironie, noch de sabel van het sarcasme en zelfs niet de botte bijl van de ferme scheldpartij beheerst, maar die uitsluitend werkt met het gif van de leugenachtigheid en de schijn als wapen. Dat is sneu en ik zou me niet verwaardigen aandacht te besteden aan een zo door benepen jaloezie en wraakzucht aangetaste geest, die een gerenommeerd tijdschrift tot een roddelblaadje probeert te verla- | |
[pagina 704]
| |
gen, als mij niet was gevraagd te reageren op een aanval op mijn persoonlijke en professionele integriteit, door Peters in dit tijdschrift ondernomen. Wel dan, er is geen woord waar van wat Peters over mij en mijn krant en mijn collega's schrijft. De stakker verzint zijn roddels. Daarmee heb ik alles gezegd wat te zeggen valt over een persoon die is geworden tot een geval, een geval waarover men slechts noodgedwongen spreekt, zoals men in een beschaafd gezelschap bij voorkeur - en zeker aan tafel - liever het zwijgen bewaart over bepaalde substanties en natuurlijke uitscheidingen, waaraan de gedachte zowel de eetlust in het bijzonder als de goede smaak in het algemeen danig aantast. |
|