elkaar lijken en in vergelijkbare omgevingen bewegen. Nabokov verwoordt hiermee een opvatting van schrijven, waarin ervan uit wordt gegaan dat als je een herinnering in een verhaal opneemt, je die herinnering tijdens het schrijven altijd dusdanig transformeert dat zij iedere relevantie met de waarheid verliest. Het nadenken over een beschrijving vervormt het gebeurde altijd, al was het maar om aan een bepaalde vertelstructuur te conformeren, of juist omdat de taal zelf met de gebeurtenis aan de haal gaat. Tijdens het schrijven zijn het de woorden die overdacht en gewogen worden, niet de herinnering die er ooit aan ten grondslag lag.
Toch kun je evengoed het omgekeerde beweren: dat alle fictie autobiografisch is. Je gebruikt immers altijd je eigen observaties en ervaringen die je tijdens het schrijven inzet; proza is altijd een neerslag van je eigen gedachten en in die zin zijn zelfs je verzinsels en leugens autobiografisch te noemen. Het ligt er misschien maar net aan hoe je het woord ‘autobiografisch’ definieert, en waartoe je argument moet dienen. Voor het schemergebied tussen autobiografie en fictie bestaat in Frankrijk het genre ‘autofictie’, een term die in 1977 door Serge Doubrovsky werd gebruikt met betrekking tot zijn roman Fils. Over dit genre, waarin de auteur zijn of haar eigen leven gebruikt om een fictief personage in het leven te roepen, worden in Frankrijk allerlei discussies gevoerd. Toch blijkt zo'n genreaanduiding niet de oplossing; de drang om fictie van waarheid te kunnen onderscheiden blijft ook bij lezers van dit genre bestaan.
Binnen de literatuurkritiek en -wetenschap wordt er over het algemeen van uit gegaan dat de verteller en de auteur niet als dezelfde persoon moeten worden gezien. Dat de verteller en de auteur soms dezelfde naam dragen, zoals in Prousts boeken, of in het werk van recentere schrijvers zoals Atte Jongstra, Arie Storm, Herman Brusselmans of de Zweedse schrijver Klas Östergren, verandert hier weinig aan. Soms gebeurt echter ook het omgekeerde: een schrijver zegt autobiografische boeken te schrijven, maar heeft de gehele autobiografie verzonnen en daarbij ook nog de naam van de auteur. Voorbeelden hiervan zijn de Amerikaanse auteur JT LeRoy of de Franse schrijfster Danielle Sarréra.
Het verhaal van JT LeRoy heeft mij bijzonder geboeid. De echte schrijfster die achter deze auteursnaam schuilgaat, Laura Albert, heeft namelijk niet alleen ingespeeld op de grote interesse die er tegenwoordig bestaat voor autobiografische literatuur, maar ook op allerlei andere hedendaagse trends. Bijvoorbeeld de trend van de zelfhulpliteratuur, die uitdraagt dat schrijven goed voor de gezondheid zou zijn -