schreef hij in zijn Essai sur les moeurs et l'esprit des nations (1756): ‘C'est dans la morale et dans l'économie politique, dans l'agriculture et dans les arts nécessaires que les Chinois se sont perfectionnés.’ Hij voegt daar overigens nog wel aan toe: ‘Nous leurs avons enseigné tout le reste.’ Erg diep had Voltaire niet over China nagedacht en heel veel invloed had zijn mening op dit vlak ook niet. Dat was anders met iemand als de fysiocraat François Quesnay, die zijn economische theorieën aan Chinese modellen ontleende en die in zijn tijd dan ook bekend stond als ‘de Europese Confucius’.
Ook de islamitische wereld was een bron van inspiratie voor de filosofen. Voltaire was bijvoorbeeld ook over de profeet Mohammed goed te spreken. Hij deed dat niet in zijn tragedie Mahomet, waarin hij de profeet als een machiavellistische prins en dweper neerzette met de bedoeling het fanatieke christendom te beschimpen. Maar opnieuw in de Essai sur les moeurs schilderde hij Mohammed af als een wijze en een dichter en de Arabieren als grote liefhebbers van poëzie en bevorderaars van de geneeskunde en chemie.
Niet iedereen deelde het enthousiasme van een Leibniz of Voltaire. Denis Diderot en Jean-Jaques Rousseau vonden de sinofilie volkomen misplaatst. Zoals Rousseau het schreef in zijn Julie, ou La Nouvelle Héloïse: ‘J'ai vu de près ce peuple célèbre et n'ai plus été surpris de le trouver esclave.’ In zijn verzet tegen het romantische beeld van het Rijk van het Midden toonde hij zich een China-basher van de eerste orde.
Sinofiel of sinofoob, islamofiel of islamofoob, het gebruik van het niet-Westen, vooral China en het Midden-Oosten, voor de ontwikkeling van het Verlichtingsdenken was voornamelijk retorisch, polemisch en vaak gebaseerd op informatie uit de tweede of derde hand. Het beeld van het Oosten diende vooral als spiegel voor het Westen. Het ging de Verlichte denkers niet om de hervorming van de hele wereld, maar van hun eigen wereld. Hun strijd was gericht tegen de vorstelijke, adellijke en kerkelijke voorrechten en repressie in hun eigen land.
De filosofen ontleenden hun denkbeelden voor een deel aan niet-westerse cultuurgebieden, maar hielden zich, op enkele uitzonderingen na, vooral met de eigen provincie bezig. De waarden die Verlichte denkers uitdroegen, waren dan ook uitsluitend bedoeld voor het Westen. Dat bleek toen de principes van het Verlichtingsdenken buiten Europa moesten worden toegepast. De gelijke rechten waar de Amerikaanse vrijheidsstrijders voor vochten, waren niet van toepassing op de Indiaanse bevolking in de Britse kolonie. En, dichter bij huis, ook de Nederlandse patriotten die de waarden van de Franse revolutie