den doorleefd, in telkens wisselende situaties. Een rebel, een provocateur, een revolutionair was Jezus niet. Helaas voor degenen die menen dat Jezus een sociaal-politiek emancipatieprogramma uitdroeg; Zijn boodschap is meer dan een omkering die stelt dat wie arm, ziek of zwak is, automatisch gezegend is, waar rijken en machtigen zich hard moeten inspannen om het Koninkrijk Gods te beërven.
Evenmin was Jezus een democraat. Van Zijn twaalf leerlingen was Johannes Hem het liefste, en dit duidt hoegenaamd niet op een gelijkheidsideaal. Jezus bevrijdde geen groepen mensen, maar enkelingen die daar uitdrukkelijk om vroegen. Aan het kruis, met aan weerszijden een ander kruis waaraan een misdadiger was gespijkerd, vergaf Hij alleen de misdadiger die zijn berouw uitsprak. Tegen deze man zei Hij: ‘Nog heden zult gij met mij zijn in het paradijs’, tegen de ander zweeg Hij. Niemand kan dus stellen: ‘Misdadigers in het algemeen worden uiteindelijk wel vergeven, want Jezus vergaf er ook één.’
En wat te denken van de uitspraak ‘Vrouw, uw geloof heeft u gered’? Duidt die er niet op dat Hij een helper was die anderen slechts kon begeleiden in het proces van hun eigen verlossing? Zei Hij daarmee niet dat de inspanningen van het individu zelf moesten komen?
Passief ‘van goede wil zijn’ was voor Jezus niet genoeg. Er moest een zekere mate van zelfonderzoek hebben plaatsgehad, voordat vergeving, genezing of zegening mogelijk was.
Alleen de Mensenzoon kon peilen hoe sterk iemand zich bewust was van de balk in zijn eigen oog en aan die balk ‘leed’ - geen ander mens kon of kan dat.
*
Zelfonderzoek is aan geen psychiater of coach uit te besteden, of in een gemeenschap van gelijkgestemden bespreekbaar te maken: anderen zullen, met de beste bedoelingen, je hooggestemde idealen soms uit je hoofd praten, of de angsten, gewoonten en driften die je hinderen bij het naleven van dit ideaal bagatelliseren. Ware geloofsbroeders en -zusters bemoeien zich daarom niet ongevraagd met elkaars innerlijke worstelingen en leggen evenmin ongevraagd hun eigen hartsgeheimen op tafel. Door dit soort schaamteloze, incestueuze intimiteit ontzegt men de ander juist zijn persoonlijke ontwikkeling. En ze draagt het gevaar in zich dat men zich als clan superieur waant aan ‘de rest’. De zogenaamd zo zachtaardige, begripvolle Jezus stelt het in Mattheus vers 10:34-40 duidelijk: ‘Meent niet dat Ik gekomen ben om vrede te brengen op de aarde; ik ben niet gekomen om vrede te brengen, maar het zwaard. Want ik ben gekomen om tweedracht te bren-