hoorlijke opleiding kregen, met aandacht voor oude talen en wiskunde, wordt bijna altijd beweerd dat ze hun tijd ver vooruit waren. Als je dit soort opmerkingen meer dan vijf keer tegenkomt,
zou je een licht moeten opgaan. Dan zou je op zijn minst moeten bedenken dat je het over een idee van de geschiedenis hebt, en niet over de geschiedenis zelf.
En juist daarover zouden biografieën moeten gaan: over de concrete verleden. Biografen zouden altijd de geschiedschrijving moeten wantrouwen. Ze zouden die moeten bekritiseren, aanvullen en corrigeren. Ze zouden ook altijd moeten beseffen dat ze vanuit hun eigen plaats en tijd schrijven. Richard Holmes, een van de beste, vertelt in Footsteps, het verslag van zijn leven als ‘romantische biograaf’, hoe hij zich in de woelige jaren zestig in Parijs verdiepte in het leven van de Franse dichter Gérard de Nerval, die de laatste jaren van zijn leven als zwerver doorbracht. Een hoogst romantisch leven, vond de jonge Holmes, en hij deed zijn best om het voorbeeld van zijn held te volgen. Hij schreef 's nachts en sliep overdag, zag weinig mensen en at slecht. Hij kwam pas bij zinnen toen hij op een nacht in diepe romantische vervoering het dak opklauterde om naar de sterren te kijken, een verkeerde stap nam, en met een enorm lawaai door een badkamerraam donderde. Hij had, zoals hij schrijft, de doodzonde van de biograaf begaan door zich met zijn onderwerp te vereenzelvigen. Hij had bovendien, geheel volgens populaire theorieën uit de jaren zestig, de psychische problemen van De Nerval gelijkgesteld aan diens antiburgerlijke ideeën. Maar toen was hij nog jong en onbezonnen, onder de dertig, zoals hij zelf zegt. Biografen projecteren, zoals iedereen, hun angsten, vreugde en alle andere gevoelens op anderen, maar ze moeten zich daarvan wel bewust zijn.
Dat alles wil niet zeggen dat wij ons niet in de levens van anderen kunnen inleven. Holmes schrijft ook dat goede biografieën je in staat stellen je vermogen tot empathie te vergroten door je te dwingen je in het leven van een ander te verdiepen, je te ontdoen van al je vooroordelen en begrip te krijgen voor andere tijden en culturen dan de jouwe. Holmes vindt het belang van goede biografieën als tegengif voor het geestelijke kannibalisme zo groot, dat hij een paar jaar les heeft gegeven in ‘Biografieën’ aan een Britse universiteit. In Groot-Brittannië is het tegenwoordig heel gewoon dat studenten de geschiedenis en de praktijk van biografieën bestuderen. De Britten zijn ons voor - in Nederland kun je slechts aan een enkele universiteit colleges ‘Biografie’ volgen. Maar waarom zou dat niet veranderen? In een land waarin men zich over de feminisering van de letteren beklaagt, waarin filosofen denken dat vroeger alles beter was en hoogleraren mediëvistiek